This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Samen in de Wereld
Bevolkingsgroei en Welvaart
Oorzaken van Armoede
Handel in Grondstoffen
Paragraaf 6.2 t/m 6.4
Slide 1 - Slide
Maken
6.1: 2 t/m 5 en 10 + 11
6.2: 1, 2, 6, 11, 12
6.3: 1 t/m 5, 8 t/m 12
6.4: 1 t/m 13
6.5: 1 t/m 8
6.6: 1 t/m 8
6.7: 1 t/m 6
Slide 2 - Slide
Intro
Je bent welvarend als je in veel van je behoeften kunt voorzien. Dat geldt ook voor een land. Economen meten de welvaart van een land door de totale productie of het totale inkomen van een land te meten. In arme landen zijn de leefomstandigheden slecht. Dat heeft nare gevolgen. Veel mensen kunnen niet naar school en blijven arm.
De productie en handel in grondstoffen hebben een grote invloed op de welvaart.
Slide 3 - Slide
berekening inkomen per hoofd v/d bevolking
nationaal inkomen : aantal inwoners= inkomen per hoofd van de bevolking
Slide 4 - Slide
Inkomen per hoofd van de bevolking
Slide 5 - Slide
HOE KUN JE WELVAART TUSSEN LANDEN VERGELIJKEN?
Nationaal Inkomen per hoofd van de bevolking dit geeft niet altijd een goed beeld omdat:
prijzen kunnen lager zijn (Big Mac Index)
veel zelfvoorziening
Dus kijken we om te vergelijken ook naar:
aantal artsen per 1000 inwoners
scholen
beschikbaarheid schoon drinkwater
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Van een land is het volgende bekend: - Nationaal inkomen: 356 miljard - Aantal inwoners: 17,5 miljoen - Aantal werkenden: 9,3 miljoen
Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking!
Slide 8 - Open question
Oorzaken armoede
Een gebrek aan goed onderwijs.(technische kennis beperkt en lage arbeidsproductiviteit)
Slechte infrastructuur.(vervoer en communicatie moeilijk) internet!
De protectiemaatregelen die rijke westerse landen nemen.
De (interne)conflicten tussen bevolkingsgroepen in sommige ontwikkelingslanden
Het feit dat sommige ontwikkelingslanden een corrupte regering hebben.
Klimaat, slechte of geen oogsten. ( monocultuur)
Slide 9 - Slide
Oorzaken armoede
Klimaat = Slechte of geen oogsten
Monocultuur = Een land is afhankelijk van de verkoop van 1 product
Natuurrampen = Slechte of geen oogsten
Oorlogen = Spreekt voor zich
Slechte gezondheid v/d bevolking = Weinig werkende mensen
Corrupte regeringen = Leiders van een land houden al het geld dat ze krijgen zelf
Slide 10 - Slide
Oorzaken armoede
Slecht opleidingsniveau (kinderarbeid) = Mensen doen simpel werk.
Slechte infrastructuur = Slechte wegen/ havens/ vliegvelden, waardoor je niet kunt exporteren.
Bevolkingsgroei = meer mensen voor dezelfde banen.
Lage wereldmarktprijzen = Met het verkopen van grondstoffen verdien je niet veel geld.
Invoerrechten = Producten uit arme landen worden duurder
Vicieuze cirkels = armoede veroorzaakt armoede (zie einde van de les)
Slide 11 - Slide
Gevolgen onderontwikkeling
- veel armoede (vicieuze cirkel)
- veel werkloosheid (slecht of geen onderwijs)
- lage levensverwachting (slechte gezondheidszorg)
- internationale schulden (leningen met hoge rente)
- slechte ruilvoet (Met het verkopen van grondstoffen verdien je niet veel geld.
-Protectiemaatregelen (invoerrechten = Producten uit arme landen worden duurder)
- slechte infrastructuur
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Monocultuur
Veel ontwikkelingslanden hebben een monocultuur:
Ze zijn voor hun exportinkomsten vaak sterk afhankelijk van slechts één of enkele (landbouw) producten.
De grondstoffen uit de landbouw zoals katoen, rijst, cacao en koffie leveren bij de export ook nog eens veel minder geld op dan industriële producten.
Koffie die klaar is voor consumptie, is bijvoorbeeld veel meer waard dan onbewerkte koffiebonen.
Slide 14 - Slide
Monocultuur
Veel ontwikkelingslanden hebben een monocultuur:
--> landen zijn afhankelijk van de opbrengst van 1 product
Risico's:
- vraag naar product daalt
- wanneer het product opraakt (oogst mislukt)
- wanneer de prijs van het product daalt (wereldmarkt)
Slide 15 - Slide
Maken
6.1: opdracht 7, 8, 9 en 11
6.2: opdracht 6, 10 en 11
6.3: opdracht 8 t/m 12
Slide 16 - Slide
Monocultuur is dat ontwikkelingslanden sterk afhankelijk zijn van één of enkele (landbouw) producten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Inkomen
Internationale handel
Ontwikkelingssamenwerking
Ontwikkelingslanden
Protectiemaatregelen
Mate waarin je in je behoeften kunt voorzien
Landen met een grote economische achterstand op rijke westerse landen
Samenwerking tussen rijke landen en ontwikkelingslanden om de welvaart in ontwikkelingslanden duurzaam te vergroten
Welvaart
Maatregelen om de productie en werkgelegenheid in eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen
Het geld dat je verdient of krijgt
Handel tussen twee of meer landen
Slide 18 - Drag question
Vraag & aanbod
Vraag naar producten ↓ → prijs ↓
Vraag naar producten ↑ → prijs ↑
Aanbod van producten ↓ → prijs ↑
Aanbod van producten ↑ → prijs ↓
Ontstaan prijs:
Vraag = Aanbod
Vraag > (groter dan) Aanbod --> prijs stijgt
Aanbod > (groter dan) Vraag --> prijs daalt
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Prijsschommelingen
Als de prijzen dalen dan is dat goed voor het land dat de grondstof koopt, maar slecht voor het land dat de grondstof uit de natuur haalt.
Het land dat de grondstof uit de grond haalt heeft geen zekerheid over zijn inkomen als de prijzen continu schommelen.
Daarom zijn er voor sommige grondstoffen fondsen opgericht.
Slide 22 - Slide
Voorbeeld: Markt voor Koffiebonen
Stel de prijs is erg laag, producerende landen hebben een probleem, want de opbrengsten zijn erg laag.
--> oplossing: overheden kopen koffiebonen op (via grondstoffenfonds), dus de vraag naar koffiebonen stijgt --> prijs stijgt. (er wordt minder aangeboden)
-->wanneer de prijs hoog genoeg is, verkopen zij de koffiebonen weer.
Ander woord hiervoor: buffervoorraden aanleggen.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Ruilvoet
Ruilvoet: prijs van de export ten opzichte van de prijs van de import
RUILVOETVERSLECHTERING
- landen krijgen minder geld voor de export (prijs daalt of stijgt nauwelijks)
- landen moeten meer gaan betalen voor de import (prijs stijgt)
--> importkosten stijgen, terwijl je exportopbrengst daalt of gelijk blijft
RUILVOETVERBETERING
- kosten import dalen
- opbrengsten export stijgen
--> je gaat er financieel op vooruit
Slide 25 - Slide
Wat gebeurt er er met de prijs van Twix als het aanbod meer stijgt dan de vraag?
A
Prijs daalt
B
Prijs stijgt
C
Prijs blijft gelijk
Slide 26 - Quiz
Als een land goedkoop producten kan importeren en voor veel geld kan exporteren. Is de ruilvoet?
A
Goed
B
Slecht
C
Normaal
Slide 27 - Quiz
Bij stijgende exportprijzen verslechtert de concurrentiepositie van een land. Vooral bij landen met een monocultuur. Waarom?
Slide 28 - Open question
De exportopbrengst van Botswana bestaat voor 70 tot 80% uit de verkoopopbrengst van diamant. In 2009 daalde de vraag naar diamant zeer sterk door de economische crisis, terwijl het aanbod gelijk bleef. De importprijzen veranderden niet in dat jaar.
Welke invloed had de economische crisis op de diamantprijs? En wat was de invloed op de ruilvoet van Botswana?
A
De diamantprijs daalde, de ruilvoet daalde.
B
De diamantprijs daalde, de ruilvoet steeg.
C
De diamantprijs steeg, de ruilvoet daalde.
D
De diamantprijs steeg, de ruilvoet steeg.
Slide 29 - Quiz
De ruilvoet van een land kan verbeteren of verslechteren. Dit gebeurt als de verhouding tussen de import en export verandert.
In welk geval verbetert de ruilvoet van een land?
A
De exporthoeveelheid daalt en de importhoeveelheid stijgt.
B
De exporthoeveelheid stijgt en de importhoeveelheid daalt.
C
De exportprijzen dalen en de importprijzen stijgen.
D
De exportprijzen stijgen en de importprijzen dalen.
Slide 30 - Quiz
De afhankelijkheid van 1 of enkele producten noem je:
A
monoproductie
B
productafhankelijkheid
C
enkelcultuur
D
monocultuur
Slide 31 - Quiz
Een grondstoffenfonds is een instelling die
A
grondstoffen koopt
B
grondstoffen verkoopt
C
de prijs van een grondstof controleert
D
de prijs van een grondstof stabiel maakt door de aan-en verkoop van een grondstof
Slide 32 - Quiz
Victor en Rolf hebben het over kleding uit Bangladesh. Victor zegt: ‘De kleding uit Bangladesh zorgt voor een monocultuur. Het is hun belangrijkste exportproduct.’ Rolf zegt: ‘Als ze de kwaliteit van die kleding verhogen, kunnen ze hun ruilvoet verbeteren. Wie heeft gelijk?
A
Victor heeft gelijk
B
Rolf heeft gelijk
C
Beiden hebben gelijk
D
Beiden hebben ongelijk
Slide 33 - Quiz
Een grondstoffenfonds komt in actie als de prijs van een product zo ver afwijkt van het normale prijsniveau dat de opbrengst voor producenten in gevaar komt. Dat kan bij een te lage of te hoge prijs.
In welk jaar koopt het grondstoffenfonds producten op?
A
2003
B
2006
C
2010
D
2014
Slide 34 - Quiz
Slide 35 - Slide
Opdracht 1
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Opdracht 2
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
Lomami heeft in totaal 1.200 inwoners. In een jaar verdienen zij samen € 389.820.
Bereken het jaarinkomen per inwoner van Lomami.
Slide 40 - Open question
Lomami heeft in totaal 1.200 inwoners. In een jaar verdienen zij samen € 389.820.
Wat is het gemiddelde inkomen per inwoner per dag in dat dorp? Stel een jaar op 365 dagen.
Slide 41 - Open question
Het inwonertal van Lomami stijgt in een jaar van 1.200 naar 1.260 mensen.
Met hoeveel procent is in dat jaar de bevolking van het dorp gegroeid?
Slide 42 - Open question
Het totale jaarinkomen van de inwoners stijgt in datzelfde jaar van € 389.820 naar € 395.687.
Met hoeveel procent is het totale jaarinkomen gegroeid?
Slide 43 - Open question
Wat betekent het voorgaande voor het gemiddelde inkomen van de inwoners van Lomami? Verklaar je antwoord.