1. Eigenschappen van stoffen onderzoeken:
Ik kan onderzoeken hoe stoffen zich gedragen en patronen herkennen.
2. Fasen van stoffen uitleggen:
Ik kan met een model laten zien hoe moleculen in verschillende fases bewegen.
3. Dichtheid bepalen:
Ik kan de dichtheid van verschillende vaste stoffen vergelijken.
4. Zinken of drijven testen:
Ik kan aantonen of een voorwerp in water zinkt, zweeft of drijft.