Herharling IBS de Fokker

Wat betekend ras?
1 / 18
next
Slide 1: Open question
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat betekend ras?

Slide 1 - Open question

Wat is geslachtelijke voortplanting?
A
De invloed van mannelijk en vrouwelijk
B
Dat dieren gemeenschap hebben
C
Bevruchting van de eicel van de vrouw door de zaadcel van de man
D
Voortzetting van de soort

Slide 2 - Quiz

wat is nummer 7 + 8?

Slide 3 - Open question

Waar wordt het vrouwelijk geslachtshormoon oestrogeen gemaakt?
A
Hypofyse
B
Eierstokken
C
Hypothalamus
D
Kan alle drie

Slide 4 - Quiz

Wanneer vindt crossing-over plaats?
A
Voortplanting
B
Meiose
C
Celdeling
D
Mitose

Slide 5 - Quiz

Mitose
Meiose

Slide 6 - Drag question

Wat is bronst?
A
Dracht bij een dier
B
Paardrift van dieren
C
Bevalling bij een dier
D
Paarseizoen van dieren

Slide 7 - Quiz

Wat is bronstdetectie?
A
Bronst bepalen
B
Bronst opwekken

Slide 8 - Quiz

Welke dieren hebben een hemipenis?
A
Reptielen
B
Amfibieën
C
Zoogdieren
D
Vissen

Slide 9 - Quiz

Wat is het meest kenmerkend aan het verteringsstelsel van een paard?
A
Twee magen
B
Grote dikke darm
C
Twee blinde darmen
D
Hele lange dunne darm

Slide 10 - Quiz


A
FSH
B
LH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 11 - Quiz

Kern van de zaadcel smelt samen met de kern van de eicel
Klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies
Eicel komt vrij uit de eierstok in de eileider
ovulatie
bevruchting
innesteling

Slide 12 - Drag question

Wat is de functie van FSH
A
Aanmaken LH en FSH door hypofyse
B
Zorgen voor een ovulatie
C
Rijping van de follikels

Slide 13 - Quiz

Oestrogenen
FSH
LH
Wat is de functie van onderstaande geslachtshormonen bij het vrouwelijke dier? Sleep de juiste functie naar de juiste plek.
Progesteron
zorgt ervoor dat teef loops wordt/poes krols wordt
zorgt voor de ovulatie en vorming geel lichaam
zorgt voor de rijping van het follikel
ontwikkeling van placenta en sluiten van de cervix

Slide 14 - Drag question


A
herbivoor
B
carnivoor
C
omnivoor

Slide 15 - Quiz

Wat is het fenotype?

Slide 16 - Open question

Welk allel of welke alleen komen tot uiting bij een intermediair fenotype ?
A
Alleen het recessieve allel
B
Alleen het dominante allel
C
Geen enkel allel van het genenpaar
D
Allebei de verschillende allelen van het genenpaar

Slide 17 - Quiz

Waarom is een koeienmaag veel groter dan de maag van een hond?
A
Koeien eten alleen maar gras en hebben daar een dikke buik van.
B
Plantaardige voeding is moeilijker verteerbaar.
C
Een koe is een veel slomer dier dus verteren duurt langer.
D
Honden zijn alleseters dus kunnen alles makkelijk verteren.

Slide 18 - Quiz