Herhaling 1-7

Hoe wordt het zuiden van Frankrijk vaak genoemd?
A
le Sud
B
le Midi
C
les Pyrénées
D
la Côte d'Azur
1 / 27
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoe wordt het zuiden van Frankrijk vaak genoemd?
A
le Sud
B
le Midi
C
les Pyrénées
D
la Côte d'Azur

Slide 1 - Quiz

Wat zijn VVTistes
A
wandelaars
B
Franse dorpjes
C
bergbeklimmers
D
mountainbikers

Slide 2 - Quiz

Welk gebergte ligt in het Zuidwesten van de Midi?
A
les Pyrénées
B
les Alpes
C
Méditerranée
D
Côte d'Azur

Slide 3 - Quiz

Aan welke zee ligt de Méditerranée?
A
Atlantische Oceaan
B
Noordzee
C
Midellandse Zee
D
Zwarte Zee

Slide 4 - Quiz

Welke steden liggen aan de Côte d'Azur?
A
Nice
B
Cannes
C
Saint-Tropez
D
Marseille

Slide 5 - Quiz

Waar is Bordeaux vooral bekend om?
A
Champagne
B
Cider
C
Wijn

Slide 6 - Quiz

Werkwoorden op -er
je
parl
e
tu
parl
es
il/elle/on
parl
e
nous
parl
ons
vous
parl
ez
ils/elles
parl
ent

Slide 7 - Slide

Vertaal:
jij werkt (werken = travailler)

Slide 8 - Open question

Vertaal:
wij dansen (dansen = danser)

Slide 9 - Open question

Vertaal:
u reserveert (reserveren = réserver)

Slide 10 - Open question

avoir = hebben
être = zijn

Slide 11 - Slide

Elle ... une fille.
A
es
B
est
C
sont
D
sommes

Slide 12 - Quiz

Martien et Erica ... un château.
A
a
B
avez
C
ont
D
avons

Slide 13 - Quiz

Tu ... sympa. (être)

Slide 14 - Open question

Léa ... un chien. (avoir)

Slide 15 - Open question

Je/J' ... douze ans.
A
suis
B
ai

Slide 16 - Quiz

Passé composé

Slide 17 - Slide

Uit hoeveel delen bestaat Passé Composé?
A
1
B
2

Slide 18 - Quiz

Hoe maak je het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden -er?

Slide 19 - Open question

Hoe maak je het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden -ir?

Slide 20 - Open question

Vertaal: ik heb gereserveerd

Slide 21 - Open question

Vertaal: wij hebben gekozen (kiezen = choisir)

Slide 22 - Open question

Onregelmatige voltooid deelwoorden:
  • avoir                            eu
  • être                              été
  • faire                             fait
  • pouvoir                       pu
  • vouoir                          voulu

Slide 23 - Slide

Vertaal: hij is geweest
(Let op! Fransen zeggen zij "heeft" geweest)

Slide 24 - Open question

Vertaal: zij hebben gehad

Slide 25 - Open question

Levend memory apprendre 8
  • we luisteren naar de vocabulaire
  • flippity maakt tweetallen
  •  twee spelers gaan even de klas uit
  • overige spelers (tweetallen) krijgen een woord van apprendre 8 FA en NE
  • spelers mogen terug de klas in en succes!

Slide 26 - Slide

  1. huren                    = louer
  2. de keer                 = la fois   
  3. surfen                   =  faire du surf
  4. het voordeel       = l'avantage
  5. de haven              = le port
  6. want                      = car
  7. bijna                      = presque
  8. doorbrengen      = passer
  9. de wandeltocht  = la randonnée
  10. zelfs                        = même

Slide 27 - Slide