- Aan het eind van de les ken ik de grammatica van de uitgangen van ein- en kein-.
- Aan het eind van de les kan ik de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits juist toepassen.
- Aan het eind van de les weet ik waar ik op beoordeeld wordt bij de spreekopdracht.
- Aan het eind van de les heb ik geoefend met een gesprek in een Duits restaurant voeren.