Woordenboek

woordenboek
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

woordenboek

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les: 
- kun je betekenissen van woorden en uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek en heb je dit geoefend. 

Slide 2 - Slide

Wat is de juiste volgorde van jong naar oud?

A
Opa-Puber-Baby
B
Baby-Opa-Puber
C
Puber-Opa-Baby
D
Baby-Puber-Opa

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van klein naar groot?
A
Kat-Beer-Muis-Walvis
B
Muis-Kat-Beer-Walvis
C
Walvis-Beer-Kat-Muis
D
Beer-Kat-Walvis-Muis

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van tellen?
A
1-2-3-4
B
4-3-2-1
C
3-2-1-4
D
2-1-3-4

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van kleine naar grote getallen?
A
23-44-11-50
B
11-44-50-23
C
11-23-44-50
D
50-44-23-11

Slide 6 - Quiz

Alfabetische volgorde
Om een snel op te kunnen zoeken, moet je het alfabet kennen. 

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Slide 7 - Slide

Welke letters staan op de juiste alfabetische volgorde?
A
D-C-B-A
B
A-B-C-D
C
B-A-C-D
D
C-A-D-B

Slide 8 - Quiz

Welke woorden staan op de juiste alfabetische volgorde?
A
Aap-Citroen-Beer-Dier
B
Dier-Citroen-Aap-Beer
C
Aap-Beer-Citroen-Dier
D
Citroen-Beer-Aap-Dier

Slide 9 - Quiz

Welke letters staan op de juiste alfabetische volgorde?
A
A-H-O-V
B
H-A-V-O
C
A-V-O-H
D
A-O-V-H

Slide 10 - Quiz

Welke woorden staan in de juiste alfabetische volgorde?
A
Appel-Aap
B
Aap-Appel

Slide 11 - Quiz

Welke woorden staan in de juiste alfabetische volgorde?
A
Stil-Slang
B
Slang-Stil

Slide 12 - Quiz

Welke woorden staan in de juiste alfabetische volgorde?
A
Bid-Bed-Bied
B
Bed-Bid-Bied
C
Bed-Bied-Bid
D
Bied-Bid-Bed

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Hoe gebruik je een woordenboek?

Ga op zoek naar het zoekwoord.
Een zoekwoord is 
een vorm van het woord zoals het in het woordenboek staat.

Kijk naar het volgende filmpje, daar wordt het nog eens uitgelegd.



Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

zoekwoorden
Bij een werkwoord is het zoekwoord dus het hele werkwoord

voorbeeld
Mijn tandvlees is ontstoken.
het grondwoord van ontstoken is ontsteken.

Slide 17 - Slide

zoekwoorden
Bij een zelfstandig naamwoord is het zoekwoord de kortste vorm, dus enkelvoud en géén verkleinwoord.

voorbeeld
bomen= boom
daken= dak
bloempje= bloem

Slide 18 - Slide

Weet je het nog? 
synoniem: woord wat ongeveer hetzelfde betekent. 

voorbeeld
rijwiel - fiets 
auto - kar - wagen
lachen - gieren - brullen 

Slide 19 - Slide

Wat is het grondwoord van
'gewinkeld'?

Slide 20 - Open question

Zoek de betekenis
van het woord 'aandenken' op.

Slide 21 - Open question

Welk synoniem wordt er bij 'aal' gegeven?

Slide 22 - Open question

Opdracht
Op de volgende slide staan 10 woorden en uitdrukkingen. 
Zoek deze woorden op in het woordenboek. 
Schrijf de woorden over. Noteer de betekenissen in je schrift.      
                         

Slide 23 - Slide

Polyester                 Infiltrant
Gruwelijk                 Molecule        
Giraffe                       Hint
Choreograaf           De hond in de pot vinden
Sonnet                       Op hete kolen zitten
                         

Slide 24 - Slide

Wat heb jij aan deze les gehad?

Slide 25 - Open question