2.2.2 Configuratie-mode en configuratie-sub-modes
Om een apparaat te configureren, moet de gebruiker naar de globale configuratie-mode gaan, meestal de
globale config-mode genoemd.
Vanuit de globale configuratie-mode worden met de CLl-configuratie aanpassingen gemaakt die de werking van het gehele apparaat beïnvloeden. De globale configuratie-mode is te herkennen aan een prompt die (config)# achter de apparaatnaam heeft staan, zoals:
Switch(config)#
Vanaf de globale configuratie-mode zijn andere specifieke configuratie-modes toegankelijk. In de globale configuratie-mode kan de gebruiker naar verschillende sub-configuratie-modes gaan. In elk van deze sub-modes kan een bepaald onderdeel of een bepaalde
functie van het 1OS-apparaat geconfigureerd worden. Twee veelvoorkomende sub-configuratie-modes zijn:
► Line-configuratie-mode - wordt gebruikt om de console-, SSH-, Telnet- of AUX-toegang te configureren.
► lnterfaceconfiguratie-mode - wordt gebruikt om een switch-poort of netwerkinterface te configureren.