Clase 6_P1 3HV llamarse, gustar + herhaal stof

¡Bienvenidos a la ultima clase de español!
6
 Hoy es 15 junio 2023
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a la ultima clase de español!
6
 Hoy es 15 junio 2023

Slide 1 - Slide

El programa de hoy (3V)
Primera parte de esta clase:
Nakijken  opdrachten én boekje check
Korte uitleg llamarse 
- Llamarse oefeningen
- werkwoorden met klinkerwisseling 
Segunda parte de esta clase:
- quiz alles door elkaar oefeningen + Voca.




Slide 2 - Slide



yo

él / ella /usted

nosotros/ nosotras

vosotros/ vosotras

ellos/ellas / ustedes



me    llamo   (ik heet)

te      llamas ( jij heet)

se     llama   (hij/ zij/ u heet) 

nos  llamamos (wij heten)

os     llamáis (jullie heten)

se     llaman (zij heten)


Llamarse = heten

Slide 3 - Slide

Zet de juiste vorm van Llamarse in de volgende zinnen:
1. ¡Hola! (yo / Llamarse)_____ ____________Laura.
2. Mi madre (ella / Llamarse) ___ _________ Carmen y mi padre (él/ Llamarse)___ ______________Ricardo.
3. Tenemos dos perros (ellos/Llamarse)___ __________ Cro y Queta
4 ¿Cómo ( tú/ Llamarse)___ _____?
5 Nosotros (Llamarse)___ _______ García.
6¿Vosotros ( Llamarse)_____ ___________ Ramiro y Marta?

Slide 4 - Open question

QUIZ PARA REPETIR

Slide 5 - Slide

Escribe en español (schrijf in het Spaans):
1. een bepaald lidwoord
2. een onbepaald lidwoord

Slide 6 - Open question

EL /LA: welke uitzonderingen op de regel ken je?
Schrijf ze op en schrijf ook het meervoud op.

Slide 7 - Open question

Regelmatige werkwoorden -AR. -ER , -IR
1. vervoeg CAMINAR met 'nosotros/-as'
2. vervoeg VIVIR met 'vosotros/-as'
3. vervoeg een LEER met 'él, ella, usted'

Slide 8 - Open question


Schrijf de Nederlandse betekenis van deze werkwoorden onder elkaar op:

1 hablar - 2 leer - 3 tener - 4 llamarse - 5 comer -
6 estar - 7 querer - 8 poner- 9 necesitar - 10 trabajar



Slide 9 - Open question



1 TV kijken 2 tussendoortje nemen 3 gitaar spelen 4 doen/maken 5 gaan winkelen
6 met vrienden afspreken 7 sporten 8 sluiten 9 elke dag 10 altijd

4.1 :Schrijf in het Spaans

Slide 10 - Open question



1 voetballen 2 het ontbijt 3 leren 4 het Spaans
5 eindelijk 6 laat 7 wiskunde 8 slapen 9 het fruit 10 de muziek


4.2 Schrijf in het Spaans

Slide 11 - Open question

Schrijf alle vraagwoorden op die je kent.
Denk aan de accenten en vraagtekens

Slide 12 - Open question

Juiste vorm van pretérito perfecto van werken: "je hebt gewerkt"
A
hemos trabajada
B
ha trabajado
C
he trabajado
D
has trabajado

Slide 13 - Quiz

Geef een voorbeeld van "el pretérito perfecto? Welke werkwoorden gebruik je om een pretérito perfecto te maken

Slide 14 - Open question

El pretérito perfecto van "comer" - ze heeft gegeten"
A
ella he comido
B
el ha comido
C
ella has comido
D
ella ha comido

Slide 15 - Quiz

El pretérito perfecto van "hablar": jullie hebben gepraat
A
vosotros /as han hablado
B
vosotros/as hablado
C
vosotros/vosotras habeis hablado
D
vosotros he hablado

Slide 16 - Quiz

El pretérito perfecto van "hacer"(doen/maken) we hebben gemaakt/gedaan
A
habeis hecho
B
hemos hecho
C
ha hacedo
D
hemos hacido

Slide 17 - Quiz

Vertaal in het Nederland:
1. esta tarde
2. vanochtend
3. ooit

Slide 18 - Open question

Vertaal in het Spaans:

1. doorbrengen 2. een meer 3. de barbecue 4. gezegd 5. altijd

Slide 19 - Open question

1 Zij houdt van patat* (patatas fritas)
2 Wij houden niet patat
3 Jullie houden ook niet van verrassingen
4 Ik hou wel van patat

Vertaal in het Spaans:

Slide 20 - Open question

BUENA SUERTA!
HACER (MAKEN)
Alle oefeningen uit de reder die je nog niet gemaakt hebt

APRENDER (LEREN):
el vocabulario en grammatica - reader


Slide 21 - Slide

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 22 - Slide