6. De 2e wet van Newton

De 2e wet van Newton
SysNat
h4 4.2 / v4 3.7
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De 2e wet van Newton
SysNat
h4 4.2 / v4 3.7

Slide 1 - Slide

Een bal rolt met constante snelheid in noordoostelijke richting. Onder een hoek van 90 graden met de bewegingsrichting, draaiend met de klok mee, wordt een kracht uitgeoefend. Welke richting rolt de bal nu uit?
A
noord
B
oost
C
zuid
D
west

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Video

Aan het begin neemt de snelheid snel toe. Later in de sprong is de snelheid bijna constant. Wat kunnen we zeggen over de krachten die werken op de persoon tijdens de skydive?

Slide 4 - Open question

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  1. Berekeningen maken en redeneren met krachten in situaties waarin de resulterende kracht niet nul is.
  2. Berekeningen maken en redeneren met de tweede wet van Newton:
Fres=ma
Fres=iFi=m  a
havo:
vwo:

Slide 5 - Slide

Versnelling en kracht
In het filmpje zag je dat de snelheid alleen maar toe nam. Wel verandert de versnelling (eerst groot, daarna kleiner). 

Ook verandert een kracht die op de skydiver werkt. 
De luchtweerstandskracht is afhankelijk van de snelheid, deze neemt toe, dus neemt de kracht ook toe. 
Daardoor veranderd de resulterende kracht ook. 
LD1
Berekeningen maken en redeneren met krachten in situaties waarin de resulterende kracht niet nul is.

Slide 6 - Slide

De 2e wet van Newton
De kracht en versnelling hangen dus van elkaar af. In 1687 beschreef Sir Isaac Newton dit in zijn tweede wet van de mechanica. 
havo:

vwo:


Fres=ma
Fres=iFi=m  a
LD1
Berekeningen maken en redeneren met krachten in situaties waarin de resulterende kracht niet nul is.
LD2
Berekeningen maken en redeneren met de tweede wet van Newton

Slide 7 - Slide

De 1e en de 2e wet
De eerste wet ging over situaties met constante snelheid (of v=0). 
De tweede wet gaat over situaties waar de snelheid niet constant is, ofwel als er versnelling is. 

Slide 8 - Slide

Leg met behulp van de 2e wet van Newton uit of het meer of minder kracht vereist om een voorwerp van 10 m/s naar 30 m/s te versnellen dan van 20 m/s naar 35 m/s over hetzelfde tijdsbestek. (Negeer de weerstandskrachten)

Slide 9 - Open question

Leg met behulp van de tweede wet van Newton uit waarom het minder kracht kost om een winkelwagentje vanuit stilstand in beweging te krijgen dan een auto.

Slide 10 - Open question

Voorbeeld
Johannes staat stil bij het stoplicht. Zodra deze op groen springt begint hij te trappen. Na 15 s is zijn snelheid 22 km/h. Johannes en zijn fiets hebben samen een massa van 100 kg. 

a) Toon aan dat de               die op Johannes en de fiets werkt 41 N is. 

Johannes trapt gemiddeld met 55 N, de luchtweerstandskracht is 9 N. 
b) Wat is de rolweerstandkracht die de fiets ondervindt?
Fres
LD2
Berekeningen maken en redeneren met de tweede wet van Newton

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
a) OPUC
Gegevens: 





Gevraagd: 
Δt=15s
Δv=220=22 kmh1
Δv=22 kmh1=3,622=6,11 ms1
Fres
m=100 kg

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
a) Planning
We kennen: 

Hiervoor hoeven we alleen de versnelling te berekenen
Daarvoor kennen we: 


De versnelling kunnen we uitrekenen, dus ook de resultante kracht. 
Δt=15s
Δv=6,11 ms1
m=100 kg
Fres=iFi=m  a
a=ΔtΔv

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
a) Uitvoering
Eerst de versnelling berekenen:



Dan de kracht:
Δt=15s
Δv=6,11 ms1
m=100 kg
Fres=m  a=100  0,41=41 N
a=ΔtΔv=156,11=0,41 ms2

Slide 14 - Slide

Voorbeeld
a) Oriëntatie
Gegevens:


Gevraagd:
Fres=41 N
Fw,lucht=9 N
Fw,rol

Slide 15 - Slide

Voorbeeld
a) Planning
We kennen:

In deze situatie wordt dat:


Ombouwen:

Deze kunnen we oplossen
Fres=iFi=m  a
Fres=41 N
Fw,lucht=9 N
iFi=Ftrap+Fw,lucht+Fw,rol=Fres
Fw,rol=FresFtrapFw,lucht

Slide 16 - Slide

Voorbeeld
a) Uitvoeren

Fres=41 N
Fw,lucht=9 N
Fw,rol=FresFtrapFw,lucht
Fw,rol=4155(9)
De luchtweerstandskracht is negatief omdat deze tegen de bewegingsrichting in werkt. 
Fw,rol=5 N
De rolweerstandskracht is negatief dus zal tegen de bewegingsrichting in werken. 

Slide 17 - Slide

Maak de volgende opdracht
havo: Voorbeeld 13 (pag. 156)
vwo: Voorbeeld 6 (pag. 139)

Slide 18 - Open question