huiswerk: üben naamvallen

I.
der-groep
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e nv
der
die
das
die
2e nv
des -(e)s
der
des -(e)s
der
3e nv
dem
der
dem
den -n
4e nv
den
die
das
die

Naamvallen: Schritt für Schritt
Nodig: overzicht naamvallen
Zeit: 15 Minuten
1 / 47
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

I.
der-groep
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e nv
der
die
das
die
2e nv
des -(e)s
der
des -(e)s
der
3e nv
dem
der
dem
den -n
4e nv
den
die
das
die

Naamvallen: Schritt für Schritt
Nodig: overzicht naamvallen
Zeit: 15 Minuten

Slide 1 - Slide

Bestimmwörter der-Gruppe
bijvoorbeeld: dies+uitgang
dus:
dies-er        dies-e        dies-es       dies-e
dies-es        dies-er       dies-es      dies-er
dies-em       dies-er       dies-em    dies-en (-n)
dies-en        dies-e        dies-es       dies-e

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

bez. voornaamwoorden
euer           eur-e       euer         eur-e
eur-es       eur-er      eu-re       eur-er
eur-em      eur-er      eur-em   eur-en (-n)
eur-en       eur-e       euer           eure

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hoe vind je....?
wie/wat + gez + ond
wie/wat + gez
aan/voor wie?
het lijdend voorwerp
het onderwerp
het meewerkend voorwerp

Slide 6 - Drag question

Was hast du [de kinderen] alles erzählt?
A
die Kinder
B
den Kinderen
C
die Kindern
D
den Kindern

Slide 7 - Quiz

Ich habe [de] Bäcker einen zehn Euroschein gegeben.

A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 8 - Quiz

Wer ist d… Trainer(m) eurer Mannschaft?

Slide 9 - Open question

Wir fahren jedes Jahr (o) zweimal mit d…. Zug (m) nach Köln.

Slide 10 - Open question

Ist das … (jullie) Buch (o)?

Slide 11 - Open question

Möchtest du ....(deze) Suppe?

Slide 12 - Open question

Ich möchte ein… Tasse (v) Tee.

Slide 13 - Open question

Ihre Mutter hat … (dit) Möbelgeschäft (o).

Slide 14 - Open question

Mein Nachbar schenkt (zijn)…. Frau zum Geburtstag (geen)... Geschenk(o).

Slide 15 - Open question

Ich gebe mein... Mutter ein... Kuss (m).
A
meine, einen
B
meiner, einen
C
meiner, einem
D
meine, einem

Slide 16 - Quiz

Mit dies... Kinder... (Mv) spielt mein... Bruder.
A
diesem Kinder meinen
B
diesen Kindern mein
C
diesem Kindern mein
D
diesen Kindern meinen

Slide 17 - Quiz

Ihr seht mit ........(jullie) Freund ..... (een) Film (m).

Slide 18 - Open question

(De)... Lehrer(m) hat (de)... beiden Schülern (mv) bei den Hausaufgaben geholfen.

Slide 19 - Open question

(De).... Jungen (mv) tragen (een) .... schwarzen Pullover (m).

Slide 20 - Open question

Morgen gebe ich .... (jouw) Oma ..... (een) Blumenstrauß (m)

Slide 21 - Open question

Eva hat schon wieder (haar) ... Hausaufgaben (mv) vergessen!

Slide 22 - Open question

(Onze) _____ deutschen Gäste (mv) lernen mit ...... (een) Kinderbuch Niederländisch.

Slide 23 - Open question

Die Mutter gibt ......... (de kinderen) ....... Banane (v).

Slide 24 - Open question

(Het)... Mädchen schickt ..... (jullie) Eltern ..... (een) langen Brief (m).

Slide 25 - Open question

(De)_____ Manager (m) diktiert (zijn)______ Sekretärin (v) heute (geen)_____ Briefe (mv).

Slide 26 - Open question

Das Bild hängt an ..... (de) Wand (v).

Ich hänge das Bild an ... (de) Wand (v).

Slide 27 - Open question

Willst du dich zu (mij)
setzen?

Slide 28 - Open question

Ich gehe mit (mijn) ... Freund in... (de) Kino.

Slide 29 - Open question

(De)... Richter (m) hat (de)... beiden Parteien (mv) neue Verhandlungen befohlen.

Slide 30 - Open question

Ich lege das Heft auf … (de) Tisch (m).

Slide 31 - Open question

Es geschah vor … (een) Jahr (o).

Slide 32 - Open question

Nach (de)....Deutschunterricht (m) fahren wir immer nach Hause.

Slide 33 - Open question

Für (jouw) ..... Unsinn (m) habe ich keine Zeit.

Slide 34 - Open question

Jungs, ich möchte ich mich bei ... (jullie) bedanken.

Slide 35 - Open question

Herr Mayer, können Sie etwas für (mij) .... tun?

Slide 36 - Open question

Josef kauft ..... (haar) Blumen.

Slide 37 - Open question

„Ich bin gleich bei ....(jou)
“, sagte der Kellner zu (de)..... Gäste....

Slide 38 - Open question

Wir haben einen lieben Hund. Wir fahren nie in den Urlaub ohne .... (hem).

Slide 39 - Open question

Selbstverständlich, was kann ich denn für (jou) tun?

Slide 40 - Open question

Es gibt genug Leute, die sich um
(jou) kümmern.

Slide 41 - Open question

Hoe zit het nog weer met de keuzevoorzetsel?
A
Ik mag zelfs bepalen welke naamval ik gebruik.
B
Je gebruikt of de 3e of de 4e naamval.
C
Je gebruikt of de 1e of de 2e naamval.
D
Bij een keuzevoorzetsel mag je een lidwoord kiezen.

Slide 42 - Quiz

Wat moet je doen bij de keuzevoorzetsels 3e / 4e naamval?
A
beslissen of het bepaling van tijd/plaats/beweging is
B
de zin ontleden

Slide 43 - Quiz

Keuzevoorzetsel: Wanneer krijg je de 4e naamval?
A
wanneer en waarheen
B
waar en waarheen
C
waarheen/beweging

Slide 44 - Quiz

Keuzevoorzetsel: wanneer krijg je 3e naamval?
A
waar en waarheen
B
wanneer en waarheen
C
waar en wanneer

Slide 45 - Quiz

Willst du dich zu (mij)
setzen?

Slide 46 - Open question

Kun je de regels over de keuzevoorzetsels toepassen?
A
ik denk het wel
B
ik denk het niet
C
zeker weten
D
nee

Slide 47 - Quiz