Veilig sporten

1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoe werkt een spier?

Spieren bestaan uit een groot aantal spiervezels

Spiervezels bestaan uit spiercellen

De spiervezels zitten in groepjes bij elkaar in een spierbundel

Om elke spierbundel zit een vlies

De vliezen van alle bundels in een spier samen zijn aan het uiteinde samengegroeid tot pezen


De pezen zitten vast aan de botten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

waar zitten al je spieren?
Onder je huid zitten spieren

Aan de voorkant van je bovenarm zit de armbuigspier

Aan de achterkant van je bovenarm zit de armstrekspier

Buigspieren van de vingers

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Meten = Weten!
  • Meet bij elkaar met een meetlint de omtrek van

       a. de gestrekte arm. Noteer in het schema

  • Maak nu een echte 'spierbal'en meet nu

       b. de gebogen arm. Noteer deze ook in het schema

Slide 6 - Slide

vul in!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Hoeveel spieren heb je ongeveer?
A
500
B
200
C
400
D
600

Slide 11 - Quiz

Waar bestaan spieren uit?
A
Pezen
B
Spiervezels
C
Vlies

Slide 12 - Quiz

Waar kan je lichaam door bewegen
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 13 - Quiz

Wat zit er tussen een bot en een spier?
A
Spierbundel
B
Spiervezel
C
Pees
D
Vlies

Slide 14 - Quiz

Als de armbuigspier samentrekt wordt hij:
A
langer en dunner
B
langer en dikker
C
korter en dikker
D
korter en dunner

Slide 15 - Quiz

De spieren met pezen zitten vast aan de botten
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

wat is een antagonist?
A
Een armspier
B
Een been spier
C
Twee spieren in je arm
D
Twee spieren die tegenovergesteld werken (buigen/strekken)

Slide 17 - Quiz

De kuitspier en de scheenbeenspier
zijn elkaars antagonist
A
Dat klopt
B
Dat klopt niet

Slide 18 - Quiz

De onderarmspier en de biceps
zijn elkaars antagonist
A
Dat klopt
B
Dat klopt niet

Slide 19 - Quiz

Spiervezels bestaan uit spierbundels
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 20 - Quiz

Als een spier ontspant wordt hij
A
Langer en dikker
B
Korter en dikker
C
Langer en dunner
D
Korter en dunner

Slide 21 - Quiz

Hoe komt een spier aan de energie die hij nodig heeft?
A
Door te bewegen
B
Door te slapen
C
Door verbranding
D
Door te eten

Slide 22 - Quiz

wat is er nodig voor verbranding?
A
Zuurstof
B
Vlam
C
koolstofdioxide
D
zuurstof en brandstof

Slide 23 - Quiz

Waar of niet?
In je cellenwordt voedsel verbrand
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Link