2.3: De verzuiling

Welke politieke stroming wilde dat de politieke macht bij de koning bleef voorafgaand aan de grondwet van 1848?
A
Conservatieven
B
Liberalen
C
Socialisten
D
Nationalisten
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke politieke stroming wilde dat de politieke macht bij de koning bleef voorafgaand aan de grondwet van 1848?
A
Conservatieven
B
Liberalen
C
Socialisten
D
Nationalisten

Slide 1 - Quiz

Hoe kan het parlement gebruik maken van het recht van amendement?
A
Door het uitroepen van de noodtoestand in het land.
B
Door het afsluiten van handelsovereenkomsten met andere landen.
C
Door het benoemen van rechters in het gerechtshof.
D
Door het indienen van wijzigingsvoorstellen op wetsvoorstellen.

Slide 2 - Quiz

Wat beperkte de volledige democratie in Nederland na 1848?
A
Alleen mannen met een bepaald inkomen mochten stemmen.
B
Vrouwen hadden meer rechten.
C
Er waren geen verkiezingen.
D
Iedereen mocht stemmen.

Slide 3 - Quiz

2.3: De verzuiling
Van eenheid was in Nederland tijdens de 19e eeuw weinig sprake. Er ontstonden vier maatschappelijke groepen, met ieder zijn eigen politici en verenigingen.

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 2.3
2.3A: Je weet wat klassieke grondrechten zijn en hier minimaal drie voorbeelden van noemen.
2.3B: Je kunt het begrip verzuiling in je eigen woorden uitleggen en uitleggen waarom de protestanten de basis hiervoor hebben gelegd.
2.3C: Je kunt uitleggen wat de Schoolstrijd was en waarom de katholieken en protestanten hier wel samenwerkten.
2.3D: Je kunt uitleggen waarom het socialisme in de 19e eeuw steeds populairder werd.
2.3E: Je kunt het verschil herkennen tussen sociaaldemocratie en communisme.

Slide 5 - Slide

Plichten, maar ook rechten
  • Geen verkiezingen zonder grondrechten = rechten die vrijheid en gelijkheid van burgers garanderen
  • Voorbeelden:
  • Vrijheid van drukpers, vereniging en godsdienstvrijheid
  • Grondrechten staan in de Grondwet
2.3A

Slide 6 - Slide

Katholieken en gereformeerden
  • Vanaf 1848 gelijke rechten voor katholieken dankzij grondwet
  • Strenge protestanten (gereformeerden): Geen katholieke invloed in NL!
  • Abraham Kuyper: Protestanten moeten zaken zoveel mogelijk in eigen kring regelen, oprichting ARP en verwerpen gelijkheid.

2.3B

Slide 7 - Slide

Ieder zijn eigen zuil
  • Verzuiling: Opdeling van samenleving in grotendeels van elkaar gescheiden levende bevolkingsgroepen.
  • Verenigingen, politiek, organisaties ..
  • Eerste zuilen: Katholiek en Protestants, samen de confessionelen genoemd
2.3B

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Liberalen
  • Voorstander beperkte democratie
  • Gelijke rechten voor iedereen
  • Overheid moet zich zo min mogelijk met burgers bemoeien
  • Rijke burgers (vaak met veel bezit)
  • Nachtwakersstaat
  • Foto: Cort van der Linden
2.3B

Slide 10 - Slide

De schoolstrijd
  • Openbaar onderwijs: Door overheid gefinancierd, weinig aandacht voor godsdienst
  • Bijzonder onderwijs: Onderwijs met religieuze grondslag
  • Geen financiering overheid
  • Confessionelen: Discriminatie! Strijd voor gelijkstelling.
2.3C

Slide 11 - Slide

De stem van de arbeider
  • Socialisme/Sociaaldemocratie: Opkomend voor rechten arbeiders via grondrechten en parlement
  • Na 1870 neemt invloed toe
  • Communisme: Revolutie om positie arbeiders te verbeteren
  • Vanaf 1894 een politieke partij: Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP)
2.3D

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Communisme
  • Grondlegger Karl Marx
  • Verandering via revolutie, desnoods met geweld
  • Afschaffen particulier bezit
  • Macht bij de arbeiders
  • Iedereen gelijk
2.3E

Slide 14 - Slide

Socialisme
  • Verandering via het parlement door algemeen kiesrecht en sociale wetgeving
  • Rijke mensen moeten meer belasting betalen voor voorzieningen voor iedereen
  • Macht bij het parlement
  • Zoveel mogelijk gelijkheid is het ideaal
2.3E

Slide 15 - Slide

Liberalen wilde dat de overheid zich zo min mogelijk met hen zou bemoeien. De socialisten wilden dat de overheid zich juist actief met de samenleving ging bemoeien. Waarom?

Slide 16 - Open question

Wat is de reden dat liberalen lang tegen de uitbreiding van het kiesrecht waren?

Slide 17 - Open question

Waarom zijn grondrechten essentieel voor het organiseren van vrije democratische verkiezingen?

Slide 18 - Open question

Welke zuil richtte als eerste een politieke partij op?
A
Protestantse zuil
B
Socialistische zuil
C
Katholieke zuil
D
Liberaal

Slide 19 - Quiz

Hoe worden de protestanten en katholieken in de politiek ook wel genoemd?
A
Reformisten
B
Seculieren
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 20 - Quiz

Welke groep in de samenleving waren de aanhangers van de liberalen in de 19e eeuw?
A
De arbeiders
B
De boeren
C
De adel
D
Rijke burgers

Slide 21 - Quiz

Wat wilden de confessionelen bereiken in de schoolstrijd?
A
Staatscontrole op religieus onderwijs
B
Beperking van de vrijheid van onderwijs
C
Afschaffing van bijzonder onderwijs
D
Gelijke financiering voor openbaar en bijzonder onderwijs

Slide 22 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil in de manier waarop communisten en sociaaldemocraten verandering willen bereiken?
A
Communisten streven naar revolutionaire verandering.
B
Sociaaldemocraten willen het kapitalisme behouden.
C
Sociaaldemocraten streven naar klassenstrijd.
D
Communisten willen geleidelijke hervormingen.

Slide 23 - Quiz