4H - §3.3 - Additie, Substitutie en Kraken

H3.3 Additie, substitutie en kraken
NOVA - Hoofdstuk 3 - 4 Havo
1 / 40
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H3.3 Additie, substitutie en kraken
NOVA - Hoofdstuk 3 - 4 Havo

Slide 1 - Slide

Welke molecuulformule hoort bij welk molecuul?
Sleep van links naar rechts
Propaan
Ethaan
Methaan
Butaan
C3H8
C2H6
CH4
C4H10

Slide 2 - Drag question

Welke van de volgende moleculen is een alkeen?
A
C3H8
B
C4H8
C
C5H10
D
C2H6

Slide 3 - Quiz

opdracht: sleep de juiste naam bij de juiste structuur
ethaan
etheen
propaan

Slide 4 - Drag question

Wat is de juiste naam?
A
hexaanzuur
B
hexaan-2-amine
C
2-olhexaan
D
hexaan-2-ol

Slide 5 - Quiz

Wat is de juiste naam?
A
1,3-halogeenbutaan
B
1,3-dibroombutaan
C
dibroombut-1,3-aan
D
butaan-1,3-dibromide

Slide 6 - Quiz

sleep de juiste naam bij de juiste structuur

Let op: niet alle namen en structuurformules worden gebruikt!
methaanzuur
butaanzuur
hexaanzuur
propaanzuur
pentaanzuur

Slide 7 - Drag question

sleep de juiste naam bij de juiste structuur
butaan-1-amine
metaanamine
methaandiamine

Slide 8 - Drag question

Leerdoelen:
Aan het eind van deze les kun je:
  • een additie reactie
  • een substitutie reactie
  • een kraakreactie
herkennen en weergeven in structuurformules
Alkaan: CnH2n+2
Alkeen: CnH2n

Slide 9 - Slide

Additie van waterstof aan propeen
Eerst een voorbeeld:

Slide 10 - Slide

Kenmerken van een additiereactie
  • De beginstof is onverzadigd (C=C)
  • Je voegt klein molecuul toe, bijvoorbeeld: 
             Br2,    Cl2,    H2,    HF,    HCl,    HBr,     HI  of    H2O.
  • De C=C verdwijnt en er ontstaat één nieuwe stof
  • De reactie verloopt snel

Slide 11 - Slide

Additie van waterstof aan propeen
Deze bindingen worden verbroken en gevormd:

Slide 12 - Slide

C=C aantonen met broomwater
Geef de reactie van broom met hex-1-een in structuurformules




Geef de naam van het reactieproduct

Slide 13 - Slide

Welke stof ontstaat er bij de reactie van propeen met broom (Br2)?
A
1-broompropaan
B
1,2-dibroompropaan
C
1,3-dibroompropaan
D
2,3-dibroompropaan

Slide 14 - Quiz

0

Slide 15 - Video

Additie met water

Slide 16 - Slide

Additie met water
Bij een additiereactie met water splitst het H2O molecuul in een H-atoom en een -OH groep. Het H-atoom komt aan het ene C-atoom en de -OH groep aan het andere C-atoom

Slide 17 - Slide

Voorbeeld
Geef de producten die kunnen ontstaan bij de additie van water aan but-1-een.

Slide 18 - Slide

Uitwerking
Bij deze reactie kunnen twee reactieproducten ontstaan, afhankelijk van hoe watermoleculen botsen met het but-1-een-molecuul.
Hierna is te zien hoe butaan-2-ol ontstaat:



Omdat de –OH-groep ook op het eerste C-atoom van de dubbele binding terecht kan komen, kan ook butaan-1-ol ontstaan:

Slide 19 - Slide

Teken in je schrift de additie van water aan propeen. Welk(e) stof(fen) ontstaan?
A
propaan-1-ol
B
propaan-2-ol
C
beide
D
geen van beide

Slide 20 - Quiz

leerdoelcheck:
Teken in je schrift de additie van water aan but-2-een. Welke stof(fen) ontstaan?
timer
3:00

Slide 21 - Slide

Teken in je schrift de additie van water aan but-2-een. Welk(e) stof(fen) ontstaan?
A
butaan-1-ol
B
butaan-2-ol
C
butaan-3-ol
D
butaan-2-ol en butaan-3-ol

Slide 22 - Quiz

Reacties met koolwaterstoffen
  1. additie
  2. substitutie
    substitutie = vervanging
    --> bij een substitutiereactie wordt een H-atoom uit een alkaan vervangen door bijvoorbeeld een halogeenatoom
  3. kraken             


               

Slide 23 - Slide

substitutiereactie van propaan en broom




     
                                                                              1-broompropaan         waterstofbromide
    
één H-atoom wordt VERVANGEN door één atoom van Br2
Het andere Br-atoom neemt het H-atoom mee!

Slide 24 - Slide

substitutiereactie van propaan en broom
Bij een overmaat broom wordt er nog een H-atoom vervangen




                 of   ....   1,1-dibroompropaan
                                 1,3-dibroompropaan
                                         2,2-dibroompropaan        
    

Slide 25 - Slide

additie
  • beginstof = alkeen
  • dubbele binding    verdwijnt/twee stoffen worden één stof
  • geen licht nodig
  • reactie kan ook met andere kleine moleculen (bijv H2O, HCl)
substitutie
  • beginstof = alkaan
  • atoom wordt vervangen
  • verloopt alleen in het licht
  • alleen reactie met halogenen (Cl2, Br2, I2, F2)

Slide 26 - Slide

Kraakreacties
KRAKEN= grote moleculen in kleine stukjes breken
              


               C10H22    -->  C8H18  +  ........
             alkaan        -->   alkaan  +  ........

Slide 27 - Slide

Voorbeeld
Geef de producten die kunnen ontstaan bij het kraken van het alkaan decaan (C10H22), dat daarbij in twee stukken uiteenvalt. Hierbij ontstaat een koolwaterstof met vier koolstofatomen.

Slide 28 - Slide

Uitwerking

Slide 29 - Slide

Kan een substitutiereactie altijd plaatsvinden? Waarom?
A
Nee, alleen bij alkenen in het licht
B
Nee, alleen bij alkanen in het licht
C
Ja, bij alkenen
D
Ja, bij alkanen en alkenen

Slide 30 - Quiz


De afbeelding hiernaast geeft een ... weer. 
A
additiereactie
B
substitutiereactie

Slide 31 - Quiz


De afbeelding hiernaast geeft een ... weer. 
A
additiereactie
B
substitutiereactie

Slide 32 - Quiz

Welke type chemische reactie vindt plaats bij kraken?
A
een verbrandingsreactie
B
een vormingsreactie
C
een katalytische reactie
D
een ontledingsreactie

Slide 33 - Quiz

Welke bindingen worden verbroken bij kraken?

Slide 34 - Open question

Bij het kraken van een koolwaterstoffractie ontstaan...
A
alleen verzadigde koolwaterstoffen
B
koolstofdioxide en water
C
een mengsel van verzadigde en onverzadigde koolwaterstoffen
D
alleen onverzadigde koolwaterstoffen

Slide 35 - Quiz

Alkaan
Alkeen
Sleep de woorden naar het juiste vak
onverzadigd
verzadigd

C6H12

C18H38

C4H10

C23H46
propaan
etheen

Slide 36 - Drag question

Wat is de belangrijkste reden om koolwaterstoffen te kraken?
A
Lange koolwaterstofketens geven meer uitstoot van koolstofdioxide.
B
De vraag naar kortere koolwaterstofketens is groter.
C
Kortere koolwaterstofketens zijn eenvoudiger te transporteren.
D
Lange koolwaterstofketens zijn moeilijk op te slaan.

Slide 37 - Quiz

timer
1:00

Slide 38 - Slide

antwoord

Slide 39 - Slide

Aan de slag
lezen H3.3 maken opdrachten 1 t/m 10

Slide 40 - Slide