1B

Bonjour 2HD
Qu'est-ce qu'on va faire?
- petit test vocabulaires (iPad)
- Vocabulaire B, page cinquante 
- Répéter En ....... / Au ..... / Aux ......
-Répéter woordvolgorde Frans
-Quel temps fait-il?






Ton iPad est dans ce LessonUp!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour 2HD
Qu'est-ce qu'on va faire?
- petit test vocabulaires (iPad)
- Vocabulaire B, page cinquante 
- Répéter En ....... / Au ..... / Aux ......
-Répéter woordvolgorde Frans
-Quel temps fait-il?






Ton iPad est dans ce LessonUp!

Slide 1 - Slide

In/naar Spanje
Het was vreselijk!
uitleggen
de trein
la piscine
geweldig
Ik ben in Engeland geweest
Expliquer
Formidable
het zwembad
J'ai été en Angleterre
C'était terrible!
le train
En Espagne

Slide 2 - Drag question

praten, spreken
le pays
Tu as été où?
Raconter
Tijdens
in/naar Duitsland
En Allemagne
het land
Vertellen
pendant
Parler
Waar ben je naartoe geweest?

Slide 3 - Drag question

Bonjour 2HB
Apprendre vocabulaire B, page cinquante 


timer
10:00

Slide 4 - Slide

Des pays en français
Wat is er anders in het Frans dan in het Nederlands met de landen?
NL: Frankrijk
Frans: ..........?

Slide 5 - Slide

Des pays en français
Bij "vrouwelijke" landen gebruik je "EN" voor het woord "in" of "naar"
L'Espagne / La France / L'Angleterre/ L'Allemagne/La Belgique


En Espagne

Slide 6 - Slide

Des pays en français
Bij "vrouwelijke" landen gebruik je "EN" voor het woord "in"

L'Espagne / La France / L'Angleterre/ L'Allemagne/La Belgique


En Espagne
En France

Slide 7 - Slide

Des pays en français
Bij "vrouwelijke" landen gebruik je "EN" voor het woord "in"

L'Espagne / La France / L'Angleterre/ L'Allemagne/La Belgique


En Espagne
En France
En Angleterre

Slide 8 - Slide

Des pays en français
Bij "vrouwelijke" landen gebruik je "EN" voor het woord "in"

L'Espagne / La France / L'Angleterre/ L'Allemagne/La Belgique


En Espagne
En France
En Angleterre
En Allemagne

Slide 9 - Slide

Des pays en français
Bij "vrouwelijke" landen gebruik je "EN" voor het woord "in"

L'Espagne / La France / L'Angleterre/ L'Allemagne/La Belgique


En Espagne
En France
En Angleterre
En Allemagne
En Belgique!!

Slide 10 - Slide

Des pays en français
Bij "vrouwelijke" landen gebruik je "EN" voor het woord "in"

L'Espagne / La France / L'Angleterre/ L'Allemagne/La Belgique


En Espagne
En France
En Angleterre
En Allemagne
En Belgique!!
Bij 'LA' gebruik je 'EN'!

Slide 11 - Slide

Des pays en français
Bij "mannelijke" landen gebruik je "AU" voor het woord "in"

Le Maroc / le Portugal / le Danemark


Au Maroc

Slide 12 - Slide

Des pays en français
Bij "mannelijke" landen gebruik je "AU" voor het woord "in"

Le Maroc / le Portugal / le Danemark


Au Maroc
Au Portugal

Slide 13 - Slide

Des pays en français
Bij "mannelijke" landen gebruik je "AU" voor het woord "in"

Le Maroc / le Portugal / le Danemark


Au Maroc
Au Portugal
Au Danemark

Slide 14 - Slide

Des pays en français
Bij "mannelijke" landen gebruik je "AU" voor het woord "in"

Le Maroc / le Portugal / le Danemark /Le Luxembourg


Au Maroc
Au Portugal
Au Danemark
Au Luxembourg

Slide 15 - Slide

Des pays en français
Bij "mannelijke" landen gebruik je "AU" voor het woord "in"

Le Maroc / le Portugal / le Danemark /Le Luxembourg


Au Maroc
Au Portugal
Au Danemark
Au Luxembourg
Bij 'LE' gebruik je 'AU'!

Slide 16 - Slide

Des pays en français
Bij landen die in het meervoud zijn gebruik je "AUX" voor het woord "in"

Les Pays-Bas / les États-Unis 


Aux Pays-Bas
Aux États-unis 

Slide 17 - Slide

Dus:
Bij "vrouwelijke" landen 

Bij "mannelijke" landen

Bij landen met "les"
EN France
AU Luxembourg
AUX Pays-Bas

Slide 18 - Slide

Woordvolgorde van zinnen 
Altijd eerst het onderwerp + alle werkwoorden + rest (tijd/plaats aan het einde)
J'ai passé de bonnes vacances á Nice
Ik heb een leuke vakantie in Nice gehad
Tu as acheté une banane hier
Heb jij gisteren een banaan gekocht?
Mes amis ont visité le village
Mijn vrienden hebben het dorp bezocht 

Slide 19 - Slide

Woordvolgorde van zinnen 
Het onderwerp + alle werkwoorden + rest (tijd/plaats aan het einde)

J'ai passé de bonnes vacances á Nice
Ik heb een leuke vakantie in Nice gehad
Tu as acheté une banane hier
Heb jij gisteren een banaan gekocht?
Mes amis ont visité le village
Mijn vrienden hebben het dorp bezocht 

Slide 20 - Slide

Dus:
Bij "vrouwelijke" landen 

Bij "mannelijke" landen

Bij landen met "les"
EN France
AU Luxembourg
AUX Pays-Bas
Pak nu je iPad

Slide 21 - Slide

J'ai été ........ (in de VS) (V)
A
au États-Unis
B
à la États-Unis
C
aux États-Unis
D
en États-Unis

Slide 22 - Quiz

Nous avons été ........ (naar Engeland) (V)
A
en Angleterre
B
à la Angleterre
C
aux Angleterre
D
au Angleterre

Slide 23 - Quiz

J'ai été ........ (in Luxemburg) (M)
A
au Luxembourg
B
à la Luxembourg
C
aux Luxembourg
D
en Luxembourg

Slide 24 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
de bonnes vacances - as - tu - passé -?

Slide 25 - Open question

Klopt deze zin?
J'ai à Nice été
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quiz

Welke zin klopt?
A
J'ai une histoire raconté
B
J'ai raconté une histoire

Slide 27 - Quiz

Welke zin klopt?
A
C'était terrible en Espagne
B
J'ai parlé de mes vacances
C
De twee zinnen kloppen allebei
D
Geen van beide zinnen klopt

Slide 28 - Quiz

Wat is het weer?

Slide 29 - Slide

Wat is het weer?
-Il fait beau = het is mooi weer
-Il fait mauvais = het is slecht weer
-Il fait chaud = het is warm/heet weer
-Il fait froid = het is koud weer
-Il fait 20 dégrés= het is 20 graden Celsius

Slide 30 - Slide

Wat is het weer?
-Il fait beau = het is mooi weer
-Il fait mauvais = het is slecht weer
-Il fait chaud = het is warm/heet weer
-Il fait froid = het is koud weer
-Il fait 20 dégrés= het is 20 graden Celsius

-Il a fait beau = het was mooi weer
-Il a fait mauvais = het was slecht weer
-Il a fait chaud = het was warm/ heet weer
-Il a fait froid = het was koud weer
-Il a fait 20 dégrés = het was 20 graden Celsius

Slide 31 - Slide

                       Faire / les devoirs
Prends ton livre
                 Ensemble (samen): 12a + b

Faire: 10ab (test maken, page 27), 11, 12bcd
Apprendre Vocabulaire A + B, page cinquante

Tip: houd het leren van de woordjes bij.
         


Ken je een woord in de opdracht niet, zoek het op

Slide 32 - Slide

Quiz page 27
Premier jour de vacances. Qu'est-ce tu penses?
De eerste dag van de vakantie. Wat denk je?
finis les devoirs = einde van het huiswerk
jeunes = jongeren
voir = zien
explores = ontdekken
Tu pars = je vertrekt
sans = zonder
qui = wie?
riment = rijmt op
gagné = gewonnen
villages = dorpjes
Pourquoi = waarom, car = want
bouger = bewegen, montagne = berg
Chaussures = schoenen

Slide 33 - Slide