2.2

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Economie

2.2 Winst is winst

- bespreken opdrachten 2.1

- berekenen van TO, TK en TW

- variabele en vaste kosten

- de aanbodlijn

1.2  Winst of verlies?

Om een winst of een verlies te kunnen berekenen hebben we veel informatie nodig. Waar denk je dan aan?

1.2 en 1.3: Winst of verlies?

Afzet = alle verkochte producten (aantallen, in stuks)

Omzet = totale opbrengst (van een periode, bijv. een dag)

Inkoopwaarde (van de verkopen) = kosten van de verkochte producten

Bedrijfskosten, bestaande uit: Vaste kosten, variabele kosten, afschrijvingskosten

Winst = TO-TK

maken opdracht 2,3,4

1.2 : Winst of verlies?

Omzet

Inkoopwaarde -

Brutowinst 

Bedrijfskosten -

Nettoresultaat (winst of verlies

Omzet - inkoopwaarde = Brutowinst

Brutowinst - bedrijfskosten = Nettoresultaat (winst of verlies)

Manier 1

Manier 2

Vaste kosten en variabele kosten

TO- (constante kosten + variabele kosten)= winst

TW= TO-TK

TK= VK + CK

Verschil variabele en constante kosten

• Vaste kosten (constante kosten): zijn kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn onafhankelijk van de omzet)
  
• Variabele kosten: zijn kosten die wel afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn afhankelijk van de omzet) 

Stap 1: Berekenen de gevraagde hoeveelheid= Qv

Stap 2: 

Berekenen Totale winst = TW

zelfstandig werken 

opdrachten 7 t/m 9

Huiswerk = 2.2 helemaal

De aanbodcurve (aanbodlijn)

Formule:

Qa= 2500P-1250

Er is een POSITIEF verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid:

• prijs stijgt -->aangeboden hoeveelheid stijgt ook
  
• prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid daalt ook
• In de formule zie je dat aan het +teken voor de P

Geef aan of het  gaat om vaste of een variabele kosten. 

Vaste kosten

Variabele kosten

Reclamekosten

Verzendkosten

Loon vast personeel

Huur

Grondstoffen

QV

QA

vraaglijn

aanbodlijn

Aanbodlijn

Marktevenwicht

Vraaglijn van een basisproduct

Vraaglijn van een luxe product

Gegeven is de volgende functie:
Q = -2p + 40. Is er sprake van een vraag- of een aanbodfunctie?

1. Vraagfunctie
2. Aanbodfunctie