Meer- en hoogbegaafdheid

Welkom!
1 / 36
next
Slide 1: Slide
onderwijskundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafdheid 

Friesland College - Heerenveen
Maarten Molenkamp

Slide 2 - Slide

Tot 10 tellen...maar dan anders
(energizer)


Slide 3 - Slide

Hoe gaan we te werk?
  • Good practice; teach what you preach
  • Lesmodel en werkvormen toepasbaar
  • Vaste lesopbouw (lesovergang, voorkennis, doel, instructie, evaluatie) --> interessant voor eigen onderzoek?!

Slide 4 - Slide

Maarten Molenkamp
Steenwijk
37 jaar
leraar basisonderwijs, docent Pabo, (ondersteunend) directeur basisschool

MEd; specialisatie talentontwikkeling & excellentie

Slide 5 - Slide

Doelen
Aan het eind van de les weten jullie:
- het verschil tussen meer- en hoogbegaafdheid
- wat er verstaan wordt onder een ontwikkelingsvoorsprong
- de verschillende profielen van hoogbegaafden
- wat onderpresteren precies is

Aan het eind van de les kunnen jullie:
- kinderen sneller signaleren (hoogbegaafd/ontwikkelingsvoorsprong)
- materialen inzetten om deze kinderen te helpen
- werkvormen inzetten die deze kinderen nodig hebben.

Slide 6 - Slide

Hoogbegaafdheid is:
(voorkennis)

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Video

Stelling
Als je hoogbegaafd bent heb je echt geluk, 
want dan ben je heel erg slim.

Slide 9 - Slide

Hoogbegaafd of ontwikkelingsvoorsprong?
Behoort tot de zorg, net als ADHD, laag IQ etc.

Kinderen tot 6 jaar: ontwikkelingsvoorsprong (Van Gerven, 2008).

Kinderen vanaf 6 jaar: hoogbegaafd

Intelligentie meten: vanaf 6 jaar in verband met niet lineaire ontwikkeling. (De Kruiff, 2007). 

Slide 10 - Slide

Signaleren ontwikkelingsvoorsprong 
-  kind is emotioneel gezien verder dan leeftijdsgenootjes
- heeft andere interesses, sterke leerbehoefte en stelt diepzinnige vragen
- wil graag dingen zelf doen en is  oneindig nieuwsgierig
 - veel behoefte aan variatie in speelgoed
- goede taalvaardigheid  (uitgebreide woordenschat), goed geheugen, 
groot concentratievermogen, leergierig, moeite hebben met het maken van fouten en een eindeloze energie hebben.
(Amorosso, 1996, Van Gerven, 2001)   

Slide 11 - Slide

Signaleren ontwikkelingsvoorsprong 
Maar ook:

- weinig slapen
- wil als baby al vroeg niet meer liggen
- vroeg brabbelen/praten
- vroeg leggen van verbanden
- vroeg staan; vaak overslaan van de 'kruipfase'
- laat praten, maar wel grammaticaal correct 
etc.

Slide 12 - Slide

Signaleren hoogbegaafd kind
IQ heeft boven de 130; hoogintelligent
IQ boven de 130 en motivatie en creativiteit heeft: hoogbegaafd (zie curve)

IQ meten; vanaf 6 jaar

(Van Houten, Van den Bosch, Kuipers & Peters, 2005)

School: I-score Cito + SIDI 3 protocol (signaleringslijst)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Zes profielen hoogbegaafden 
(Betts & Neihart, 1988; 2010)

Slide 15 - Slide

Zes profielen
Zelfsturend autonoom:  is in balans met zichzelf en met zijn omgeving, durft te leren en is trots op hetgeen hij bereikt.

Aangepast succesvol:  is vooral bezig om anderen tevreden te stellen en bevestiging van anderen te ontvangen.

Onderduikend: wil niet opvallen, wil geen uitzonderingspositie, wil geen ander werk doen dan andere leerlingen, maar hij wil juist bij de groep horen.

Uitdagend creatief: Deze leerling laat nadrukkelijk van zich horen op een manier die weliswaar creatief is, maar zelden direct bijdraagt aan de leersituatie en die vaak als uitdagend wordt ervaren (clownesk)

Dubbel bijzonder: Worden vaak onderschat en niet herkend. In het meest gunstige geval vallen zij op door patronen van enerzijds steeds minder presteren en anderzijds juist talenten laten zien. 

Risicoleerling: Deze leerling is op school slechts nog fysiek aanwezig, maar voelt en toont zich niet echt betrokken, of neemt zelfs onregelmatig deel aan het onderwijs. 

Slide 16 - Slide

Gevaren diagnose hoogbegaafd
  • Overschatting door ouders en leerkrachten.
  • Hierdoor ontwikkeling negatieve faalangst. 
  • Het gevoel hebben altijd te moeten presteren. 
  • Onderschat worden in wat het aankan qua breedte en diepte van de lesstof.
  • Stigmatiserende werken m.b.t. verwachtingen van anderen.
  • Relationele problemen met klasgenootjes, vriendjes, familie

Slide 17 - Slide

Opdracht
Toos en Henk liggen in de slaapkamer. Ze zijn allebei dood. Het raam staat open en op de vloer ligt gebroken glas en water. 

Wat is er gebeurd?

Slide 18 - Slide

Answer!
Toos en Henk zijn twee goudvissen. Hun kom stond op tafel, maar door het open raam is een kat naar binnen gekomen. Die heeft de kom kapot gegooid. De kat is geschrokken naar buiten gevlucht. Toos en Henk liggen dood op de grond.

Slide 19 - Slide

Onderpresteren
15-50% van de begaafde leerlingen scoort onder eigen intellectuele en creatieve niveau tijdens schoolloopbaan (Pendarvis & Howley, 1990; Reis, 1998).

Screenen vanaf de kinderopvang, ouders en leerkracht kleutergroep. 
Direct starten met interventie om onderpresteren te voorkomen! 
(Mooij & Smeets, 1997).

Joris: rekenen

Slide 20 - Slide

Wat te doen?
- gedifferentieerd onderwijsaanbod
- compacten en verrijken 
- inspelen op onderwijsbehoeften (samenwerken, planmatig werken, omgaan met falen etc.)
- stimuleren denken
- leren leren (bijv. met behulp van TASC model)
Niet alleen kijken naar prestaties! Vaak lage resultaten op bijv. spelling (regels), topografie, hoofdrekenen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Merry X-MAS!
Jullie krijgen de opdracht van een groot bedrijf om een nieuw soort  decoratieve kerstboom te ontwikkelen voor de Kerst 2019. 
Je krijgt een vel papier en 5 minuten de tijd om een kerstboom te maken in 3D, die minimaal een minuut blijft staan zonder deze vast te houden. 
Succes!

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Voorbeeld taxonomie

Lage orde denken
1. Onthouden:  Maak een lijst van alle sprookjes die je kent. 
2. Begrijpen: Maak een overzicht van de helden en de slechteriken uit dit sprookje.
3. Toepassen: Maak vier ‘wie-ben-ik’ kaartjes van figuren uit het sprookje.

Hoge orde denken
4. Analyseren: Benoem de verschillen en de overeenkomsten tussen vijf verschillende sprookjesfiguren/sprookje.
5. Evalueren: Welk sprookjesfiguur zou je willen zijn en waarom? Geef drie redenen.
6. Creëren: Bedenk een nieuw sprookje waar twee verschillende figuren
elkaar ontmoeten.

Slide 25 - Slide

Keuzeopdracht: '(Ver)zinnen'

Opdracht: Schrijf een zin op van 8 woorden. Verander de woordvolgorde van die zin om weer een nieuwe zin te vormen. Maak minstens 5 nieuwe (kloppende) zinnen.
Tijd: 5 minuten



Tijd: 5 minuten
Keuzeopdracht: 'Wat als'

Opdracht: Wat als de aarde helemaal plat was (geen bergen/valleien etc.) 
Verzin zoveel mogelijk dingen die zouden veranderen.

Tijd: 5 minuten

Slide 26 - Slide

Wat leren kinderen van deze opdracht?

Slide 27 - Open question

Tot slot nog wat tips!
Aanbieden van:
- smartgames 
- puzzel op de kop maken/stukje weglaten
- apparaten uit elkaar halen
- samenwerkingsopdrachten
- woorden stempelen
- aanbieden programmeren: http://code.org
etc.

Slide 28 - Slide

Evalueren
Wat viel je op aan de verschillende activiteiten die we hebben gedaan? 
Benoem concreet wat je hier aan hebt en hoe je dit kunt koppelen aan het thema.

Slide 29 - Slide

Vanaf ongeveer welke leeftijd kun je spreken van hoogbegaafdheid?
A
12 jaar
B
4 jaar
C
6 jaar
D
21 jaar

Slide 30 - Quiz

Hoeveel verschillende profielen van hoogbegaafden zijn er?
A
4
B
6
C
5
D
3

Slide 31 - Quiz

Wat bedoelen we met 'onderpresteren'
A
niet goed je best doen
B
minder laten zien dan je kan
C
heel erg goed je best doen
D
meer laten zien dan je kan

Slide 32 - Quiz

Wat moet je IQ minimaal zijn om hoogbegaafd te zijn?
A
130
B
120
C
110
D
140

Slide 33 - Quiz

We spreken van hoogbegaafdheid bij een IQ van minimaal 130 en...
A
hoge scores op toetsen
B
goed in rekenen
C
goede leerhouding
D
creativiteit

Slide 34 - Quiz

Maak de reeks af: 1-2-3-4-5-6-7-8-9-?-0-?
(Wat moet er op de plek van de vraagtekens komen?)

Slide 35 - Open question

Questions?

#durftevragen

Slide 36 - Slide