Taal thema 5 les 6 a+6

Taal thema 6 les 6 a+b
1 / 35
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal thema 6 les 6 a+b

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Ik leer de nieuwe themawoorden binnen het thema 'rampen' en aan het einde van de les laat ik zien dat ik 7 van de 12 woorden ken door middel van een quiz. 

Slide 2 - Slide

Welke themawoorden ken je nog binnen het thema 'rampen' (thema 5) en wat betekenen deze woorden?

Slide 3 - Mind map

Deze woorden ga je leren:

  • Onregelmatig
  • Geregeld
  • Continu
  • De aardkorst
  • De plaat
  • Het epicentrum
  • De toestand
  • Doorslaggevend
  • Landinwaarts
  • Opgewassen zijn tegen
  • Het zekere voor het onzekere nemen
  • Per slot van rekening

Slide 4 - Slide

Welke woorden ken je al en schrijf de betekenis van het woord erachter

Slide 5 - Open question

Waarom denk je dat je deze woorden zou moeten leren?

Slide 6 - Open question

Uitleg
Ik leg jullie de betekenis van een woord uit. 

Je doet actief met mij mee. Als er een schrift op de dia staat, schrijf je het woord en de betekenis op in je aantekeningenschrift! 

Slide 7 - Slide

Onregelmatig
Af en toe, het is niet te voorspellen wanneer. 

Slide 8 - Slide

Geregeld
Regelmatig, vaak.

Slide 9 - Slide

Continu
De hele tijd. 

Slide 10 - Slide

De aardkorst
De buitenste laag van onze planeet. Hierop leven wij. 

Slide 11 - Slide

De plaat
Een stuk van de aardkorst dat beweegt. 

Slide 12 - Slide

Het epicentrum

Het punt waar een aardbeving begint. 

Slide 13 - Slide

De toestand
De staat waarin iemand of iets zich bevindt. 

Slide 14 - Slide

Wat is op dit moment jouw toestand?

Slide 15 - Open question

Doorslaggevend
Dat wat de beslissing bepaald. 

Slide 16 - Slide

Landinwaarts
Vanaf de zee of het meer het land in. 

Slide 17 - Slide

Opgewassen zijn tegen

Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen. 

Slide 18 - Slide

Het zekere voor het onzekere nemen


Voorzichtig zijn, geen risico's nemen. 

Slide 19 - Slide

Per slot van rekening

Uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is. 

Slide 20 - Slide

Wat betekent doorslaggevend?
A
Vanaf de zee of het meer het land in.
B
Dat wat de beslissing bepaalt.
C
een stuk van de aardkorst dat beweegt.
D
Af en toe, het is niet te voorspellen wanneer.

Slide 21 - Quiz

Wat betekent opgewassen zijn tegen?
A
Voorzichtig zijn, geen risico's nemen
B
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
C
Uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is
D
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen

Slide 22 - Quiz

Wat betekent het epicentrum?
A
Het punt waar een aardbeving begint
B
de buitenste laag van onze planeet
C
Een stuk van de aardkorst dat beweegt
D
Regelmatig, vaak

Slide 23 - Quiz

Wat betekent onregelmatig?
A
De hele tijd
B
Af en toe, het is niet te voorspellen
C
Regelmatig, vaak
D
De staat waarin iets of iemand zich bevindt

Slide 24 - Quiz

Wat betekent de toestand?
A
Dat wat de beslissing bepaald
B
Vanaf de zee of het meer het land in
C
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
D
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen

Slide 25 - Quiz

Wat betekent het zekere voor het onzekere nemen?
A
Voorzichtig zijn, geen risico's nemen
B
Uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is
C
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen
D
Dat wat de beslissing bepaald

Slide 26 - Quiz

Wat betekent geregeld?
A
Af en toe, het is niet te voorspellen
B
Regelmatig, vaak
C
De hele tijd
D
Een stuk van de aardkorst dat beweegt

Slide 27 - Quiz

Wat betekent per slot van rekening?
A
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen
B
Voorzichtig zijn, geen risico's nemen
C
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
D
Uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is

Slide 28 - Quiz

Wat betekent continu?
A
Regelmatig, vaak
B
Af en toe, het is niet te voorspellen
C
De hele tijd
D
Een stuk van de aardkorst dat beweegt

Slide 29 - Quiz

Wat betekent de aardkorst?
A
De buitenste laag van onze planeet
B
Het punt waar een aardbeving begint
C
Een stuk van de aardkorst dat beweegt
D
De staat waarin iemand of iets zich bevindt

Slide 30 - Quiz

Wat betekent de plaat?
A
Het punt waar een aardbeving zich bevindt
B
De buitenste laag van onze planeet
C
De wat de beslissing bepaalt
D
Een stuk van de aardkorst dat beweegt

Slide 31 - Quiz

Wat betekent landinwaarts
A
Het punt waar een aardbeving begint
B
Vanaf de zee of het meer het land in.
C
Een stuk van de aardkorst dat beweegt
D
De hele tijd

Slide 32 - Quiz

Hoeveel quizvragen (nieuwe themawoorden) had jij goed?
112

Slide 33 - Poll

Heb je het doel van de les behaald en hoe kan je dat bewijzen?

Slide 34 - Open question

Wat vond je van deze (online) les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll