What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal thema 5 les 6 a+b
Taal thema 5 les 6 a+b
Tekst
Dit mag je klaar leggen:
- Je wisbordje
- Je doelenkaartje
Log in bij lessonup!
176-708
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 8
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Taal thema 5 les 6 a+b
Tekst
Dit mag je klaar leggen:
- Je wisbordje
- Je doelenkaartje
Log in bij lessonup!
176-708
Slide 1 - Slide
Terugblik van de vorige les
Welke woorden weet je nog van de vorige les?
Welke woorden heb je toen geleerd?
Schrijf er eens 1 op je wisbord die je eerst nog niet wist,
en aan het einde van de les wel...
Slide 2 - Slide
Doel van de les
Voor jou: Ik leer de nieuwe themawoorden binnen thema 5 en aan het einde van de les laat ik zien dat ik 12 woorden ken door middel van een quiz.
Voor juf: ik houd vaart in mijn les en ik ben consequent wanneer er iemand doorheen praat
Slide 3 - Slide
Succescriteria
- Ik kijk naar de PowerPoint van de 6 leerlingen
- Ik onthoud de woorden die ik nog niet ken en leer deze thuis
- Ik speel de quiz en check of ik de (nieuwe) woorden nu echt ken!
Slide 4 - Slide
Waarom denk je dat je deze woorden zou moeten leren?
Slide 5 - Open question
Waarom leer je deze woorden?
Wanneer je nieuwe woorden leert, snap je de betekenis wanneer je teksten leest.
Hoe meer woorden je kent, hoe meer je begrijpt van wat je leest.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Deze woorden/zinnen ga je leren:
onregelmatig
geregeld
continu
de aardkost
de plaat
het epicentrum
Waar sta jij met je doelenkaartje?
De toestand
doorslaggevend
landinwaarts
opgewassen zijn tegen...
het zekere voor het onzekere nemen
per slot van rekening
Slide 8 - Slide
Uitleg
6 leerlingen leggen jullie de betekenis van een woord uit.
Kijk mee naar de Powerpoint!
Je doet actief mee. Je krijgt overleg-tijd in 2tallen.
Slide 9 - Slide
Wat betekent onregelmatig?
A
Proberen iets tegen te houden
B
Af en toe, het is niet te voorspellen wanneer.
C
gemakkelijk en fijn
D
Heel vaak iets doen
Slide 10 - Quiz
Wat betekent de geregeld?
A
Iets organiseren
B
Iets regelen
C
Een ander woord voor een regenbui
D
Regelmatig, het komt vaak voor.
Slide 11 - Quiz
Wat betekent continu?
A
eenvoudig
B
De hele tijd. Steeds.
C
Iets wat je makkelijk is
D
Een heel hard geluid
Slide 12 - Quiz
Wat betekent de aardkorst?
A
Een ander woord voor broodkorst
B
Een harde storm
C
De buitenste laag van onze planeet
D
Een mengsel van modder en water
Slide 13 - Quiz
Wat betekent de plaat?
A
Een stuk van de aardkorst dat beweegt
B
Vanaf de zee of het meer het land in
C
Voorbijgaan. De tijd gaat voorbij.
D
Een duur metaal met de kleur van zilver
Slide 14 - Quiz
Wat betekent het epicentrum?
A
Een stuk van de aardkorst
B
Een ander woord voor een winkelcentrum
C
Het punt waar een aardbeving begint
D
Een ander woord voor een harde storm
Slide 15 - Quiz
Wat betekent de toestand?
A
Een bepaalde tijd
B
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
C
Een ander woord voor een lange tijd
D
De plek waar je naar toe gaat
Slide 16 - Quiz
Wat betekent doorslaggevend?
A
Dat je het goed voor elkaar hebt
B
Nadat je het precies geteld hebt.
C
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
D
Dat wat de beslissing bepaalt.
Slide 17 - Quiz
Wat betekent landinwaarts?
A
Een ander woord voor het buitenland
B
Vanaf de zee of het meer het land in
C
Een ander woord voor een eiland
D
Een stuk van de aardkorst dat beweegt
Slide 18 - Quiz
Wat betekent: opgewassen zijn tegen...?
A
Manier van denken
B
Als je ergens zo door geboeid bent dat je nergens anders meer op let.
C
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen
D
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
Slide 19 - Quiz
Wat betekent: het zekere voor het onzekere nemen?
A
Voorzichtig zijn, geen risico's nemen.
B
Ergens heel goed in zijn
C
De wat de beslissing bepaalt
D
Het punt waar een iemand zich bevindt
Slide 20 - Quiz
Wat betekent: per slot van rekening?
A
Een hoofdstuk dat afgesloten wordt
B
De tijd gaat heel snel voorbij
C
Jij betaalt in bijvoorbeeld een restaurant
D
Uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurd is
Slide 21 - Quiz
Maak een verhaal met de woorden die je geleerd hebt.
Probeer in ieder geval 5 woorden uit de tekst te gebruiken in een verhaal. Wees creatief! Succes...
Klaar? Maak een tekening passend bij het verhaal.
Slide 22 - Slide
Hoeveel quizvragen (nieuwe themawoorden) had jij goed?
1
12
Slide 23 - Poll
Heb je het doel van de les behaald en hoe kan je dat bewijzen?
Waar sta je nu met je doelenkaartje?
Slide 24 - Open question
Vooruitblik volgende les
Welke woorden ken je al van les 11a/b Thema 5
Blz. 23
Slide 25 - Slide
More lessons like this
Taal thema 3 les 6 a+1b
November 2024
- Lesson with
19 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Taal thema 3 les 1 a+1b
October 2022
- Lesson with
21 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Taal thema 5 les 6 a+6
September 2022
- Lesson with
35 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Taal thema 5 les 6 a+6
March 2022
- Lesson with
30 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Taal thema 3 les 11 a+b
November 2022
- Lesson with
23 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Taal thema 5 les 1 a+b
February 2023
- Lesson with
24 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Taal thema 2 les 6 a+6
September 2022
- Lesson with
23 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Starttaal vooraf - thema 1 - startles
September 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3