H5 spelling - hoofdletters en aanhalingstekens

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik
je hoofdletters?

Slide 4 - Mind map

  • Begin van de zin.
   
  • Let op bij:
  • ‘s Morgens ga ik altijd sporten.
  • 25 scholieren waren ziek.



Slide 5 - Slide

  • Bij eigennamen van bijvoorbeeld:
  • personen, dieren en schepen
  • aardrijkskundige plaatsen, landen, straten, wateren, etc.
  • bedrijven, organisaties en scholen
  • feestdagen

Slide 6 - Slide

  • Eigennamen 

  • Let op:       Je schrijft het voorvoegsel met een kleine letter als er een                     voornaam of voorletter bij staat.
  • Dus:           Mevrouw J. van der Wilgen
  •                   Peter de Laat
  • Maar:         Ik ging naar De Jong, want ik was het niet eens met mijn                       cijfer.

Slide 7 - Slide

  • Bij bijvoeglijk naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

  • Bijvoorbeeld:       Zuid-Hollandse aardbeien
  •                             Belgische bonbons


Slide 8 - Slide


  • Bij samengestelde woorden gemaakt van religieuze feestdagen
  • Zoals:                paastakken, pinksterweekend

  • Maar de feestdag zelf met een hoofdletter.
  • Dus:                  Eerste Kerstdag, Tweede Paasdag, Pinksteren

Slide 9 - Slide

  • Windstreken                                         het zuiden, het noordwesten

  • Seizoenen, weekdagen en maanden    zomer, maandag, januari

  • Woorden waarbij je niet meer aan de persoon denkt 
  • bijvoorbeeld:                                          adamsappel

  • Soortnamen                                         een stukje edammer

Slide 10 - Slide

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Kerstvakantie
B
kerstvakantie

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Piet Van De Kerkhof
B
Piet Van de kerkhof
C
Piet van de Kerkhof
D
Piet van de kerkhof

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
De wind waait uit het westen.
B
De wind waait uit het Westen.

Slide 13 - Quiz

  • Directe reden en citaten

  • ‘Je mag vanavond een ijsje halen’, zei mijn moeder.
  • ‘Ga je mee naar het park? We gaan daar picknicken met zijn allen’, vroeg mijn vriendin.
  • ‘Als je je huiswerk niet maakt,’ zei de juf, ‘heb je straks moeite met het so.’
  • Mijn vriend vroeg: ‘Ga je straks mee voetballen?’

Slide 14 - Slide


  • Let op: bij gedachtes noteer je GEEN aanhalingstekens

  • Ik dacht: met die klasgenoot kan ik echt niet samenwerken.

Slide 15 - Slide

  • Bij titels
  • Extra uitleg over deze lesstof kun je vinden in ’Nieuw Nederlands’ op bladzijde 154.

  • Als je het woord bedoelt en niet de betekenis.
  • Weet jij hoe je het woord ‘encyclopedie’ schrijft?

Slide 16 - Slide

Kies de juiste schrijfwijze (let op de leestekens).
A
Laura, wat is het antwoord op deze vraag.
B
Laura wat is het antwoord op deze vraag.
C
Laura, wat is het antwoord op deze vraag?
D
Laura, Wat is het antwoord op deze vraag?

Slide 17 - Quiz

'Deze moet je hebben', zei de man.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 18 - Quiz

'Deze broek staat u fantastisch', zei de verkoper.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 19 - Quiz

Het meisje vroeg of zij vandaag een uurtje eerder weg mocht.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 20 - Quiz

Het meisje vroeg: 'Mag ik vandaag een uurtje eerder weg?'
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 21 - Quiz

Welke vorm is juist geschreven?
A
De film 'Zwartboek'
B
De film 'zwartboek'
C
de film 'Zwartboek'
D
de film 'zwartboek'

Slide 22 - Quiz

Schrijf onderstaande regel foutloos:
de docent zei als huiswerk maken jullie twee opdrachten

Slide 23 - Open question

Schrijf onderstaande regel foutloos:
merel wil jij vanavond op sam passen als wij naar de familie van vliet gaan vroeg vader

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide