examentraining deel 1: rekenen, meten en schatten

examentraining deel 1:
rekenen, meten en schatten

Op de oranje slides zie je dingen die je moet kennen en dus moet leren als je ze nog niet weet.
Op de gele slides zie je dingen die je moet kunnen.
Op de groene slides zie je uitleg.
Op de blauwe slides zie je oefeningen.

1 / 36
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

examentraining deel 1:
rekenen, meten en schatten

Op de oranje slides zie je dingen die je moet kennen en dus moet leren als je ze nog niet weet.
Op de gele slides zie je dingen die je moet kunnen.
Op de groene slides zie je uitleg.
Op de blauwe slides zie je oefeningen.

Slide 1 - Slide

Vuistregels, zorg dat je ze weet.

Slide 2 - Slide

eenheden van lengte, oppervlakte en inhoud

Slide 3 - Slide

eenheden van gewicht

Slide 4 - Slide

eenheden van informatie

Slide 5 - Slide

eenheden van tijd

Slide 6 - Slide

eenheden van
snelheid

Slide 7 - Slide

Omrekenen:
1000 liter =
A
1 m3
B
1 dm3
C
10 dm3
D
10 m3

Slide 8 - Quiz

bij het omrekenen met oppervlakte maten moet je per stap..
A
delen door 10
B
delen door 100
C
delen of vermenigvuldigen met 10
D
delen of vermenigvuldigen met 100

Slide 9 - Quiz

Snelheid omrekenen
van km/uur naar--> m/s
A
x 3,6
B
x 3600
C
: 3,6
D
: 3600

Slide 10 - Quiz

Wat is de grootste eenheid van informatie?
A
PB (petabyte)
B
TB (terabyte)
C
GB (gigabyte)
D
MB (megabyte)

Slide 11 - Quiz

bij het omrekenen met inhoud maten moet je per stap..
A
delen door 100
B
delen door 1000
C
delen of vermenigvuldigen met 100
D
delen of vermenigvuldigen met 1000

Slide 12 - Quiz

Wat moet je kunnen met procenten?
  • aantal uitrekenen als percentage is gegeven.
  • percentage berekenen als absolute toename of afname is gegeven.
  •  BTW berekeningen maken.
  • Het geheel berekenen als deel en percentage is gegeven.
  • TIP: GEBRUIK EEN TABEL BIJ SOMMEN MET PROCENTEN

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Een televisie kost zonder korting €360,-. Je krijgt €108,- korting.
Hoeveel procent korting krijg je?
A
70%
B
75%
C
25%
D
30%

Slide 16 - Quiz

Een e-bike kost na een korting van 13,5% nu € 795,80. Hoeveel euro is de
korting?
A
€ 124,20
B
€ 94,65
C
€ 107,43
D
€ 58,94

Slide 17 - Quiz


A
14,70 euro
B
72,55 euro
C
57,85 euro
D
84,70 euro

Slide 18 - Quiz


A
€ 56,18
B
€ 50,00
C
€ 53,06
D
€ 49,82

Slide 19 - Quiz

Er zijn veel manieren om kortingen aan te geven. Welke twee stickers geven dezelfde korting.

A
a en b
B
a en c
C
b en c
D
c en d

Slide 20 - Quiz

procent en promille

Slide 21 - Slide

Ajeni koopt een huis voor 475 000 euro. De aankoop kost 1 600 euro.
Hoeveel promille is dat?
A
3 promille
B
3,4 promille
C
2,97 promille
D
7,6 promille

Slide 22 - Quiz

In Nederland rijden er in totaal Ferrari's 2600 rond. Dat is 0,32 promille van het aantal auto's in Nederland.
Hoeveel auto's rijden er in Nederland rond?
A
1.264.000
B
12.640.000
C
812.500
D
8.125.000

Slide 23 - Quiz

exponentiele groei en afname
n

Je moet een groeifactor kunnen berekenen. 
Bij een afname is de groeifactor tussen 0 en 1
Bij een toename is de groeifactor groter dan 1.
Je moet met een formule de nieuwe uitkomst kunnen berekenen.

Slide 24 - Slide

video's
Op de volgende twee slides vind je twee video's. In de eerste video wordt uitgelegd hoe je een groeifactor berekend. In de tweede video wordt uitgelegd hoe je een exponentiele formule maakt.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Eelco heeft een bedrag van 800 euro op zijn spaarrekening staan tegen een vaste rente per jaar van 3%.
Met welke formule kun je het bedrag B berekenen wat Eelco na t jaren op zijn spaarrekening heeft staan?
A
B=8003t
B
B=1,03t+800
C
B=8001,03t
D
B=8000,03t

Slide 28 - Quiz

€400 op de bank, 4% rente.
Hoeveel euro heb je na 5 jaar?
A
€ 480,00
B
€ 2151,30
C
€ 486,66
D
€ 420,00

Slide 29 - Quiz

Je moet kunnen rekenen met:
  • verhoudingstabellen
  • machten en wortels
  • grote getallen
  • wetenschappelijke notaties
  • de voorrangsregels
  • deelstrepen 

Slide 30 - Slide

enkele voorbeelden

Slide 31 - Slide

Wat is de wetenschappelijke notatie van 0,000000077
A
0,77×107
B
7,7×108
C
77×109
D
7,7×107

Slide 32 - Quiz

Wat is de wetenschappelijke notatie van 26750000000
A
2,68×1010
B
2,68×109
C
2,67×109
D
2,67×1010

Slide 33 - Quiz

Piet maakt groene muurverf. Hij mengt 5 delen blauw met 4 delen geel. Pet heeft nog 800 ml blauwe verf.

Hoeveel liter groene verf kan hij maken en hoeveel liter blauwe verf heeft hij daarvoor nodig?
A
1800 ml groene verf en 1000 ml gele verf
B
1760 ml groene verf en 960 ml gele verf
C
1440 ml groene verf en 640 ml gele verf
D
7200 ml groene verf en 3200 ml blauwe verf

Slide 34 - Quiz

super belangrijk!  afronden

Slide 35 - Slide

En nu oefenen
Als je de lesson up les hebt afgerond ga je oefenen met oude examenopgaven. 
We starten met het examen van 2019. Deze heb je al op school gekregen. Kun je hem niet meer vinden dan kun je hem hier opnieuw opzoeken: www.examenblad.nl
Dit examen ga je maken. Je zorgt ervoor dat je dit voor woensdag 14 april af hebt.

Slide 36 - Slide