V4 paragraaf 4.1 Rivieren

4.1 Rivieren
Hoofdstuk 4 
domein Leefomgeving

4 VWO
1 / 52
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.1 Rivieren
Hoofdstuk 4 
domein Leefomgeving

4 VWO

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je weet dat het overstromingsgevaar samenhangt met de ruimtelijke inrichting, zowel binnen- als buitendijks.
Je weet hoe je een rivier kunt indelen in een lengte- en dwarsprofiel.
Je kent de kenmerken van de stroomgebieden van Rijn en Maas.
Je weet dat de grootse overstromingsrisico’s ontstaan bij een combinatie van springtij, noordwesterstorm en piekafvoeren van de rivieren.
Je begrijpt dat klimaatverandering bijdraagt aan een onregelmatiger regiem van de rivieren.
Je begrijpt dat menselijk ingrijpen in het stroomgebied leidt tot een onregelmatiger regiem, verkorting van de vertragingstijd en een verhoogde piekafvoer.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Fluviaal schaalniveau

Slide 4 - Slide

Stroomgebied A       Stroomgebied B
het verzamelgebied van een rivier waarbinnen alle neerslag en grondwater via de zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt

Slide 5 - Slide

De waterscheiding is de grens tussen 2 stroomgebieden

Slide 6 - Slide

Een stroomstelsel is het geheel van de hoofdrivier met al zijn zijtakken
Blauw = Stroomstelsel
Rood = Stroomgebied

Slide 7 - Slide

Een stroomstelsel bestaat uit drie delen, die samen het lengteprofiel vormen
Bovenloop
Middenloop
Benedenloop

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

1. De bovenloop: 
- hoog in de bergen
- rivier stroomt snel
- erosieve kracht groot


2. De middenloop: 
- het middelste deel waar de rivier door een dal loopt waar hij zich heeft ingesneden
- erosie en sedimentatie


3. De benedenloop: 
- dicht bij de monding
- lage stroomsnelheid
- sedimentatie 

Slide 10 - Slide

soorten rivieren
3 soorten rivieren:
> regenrivier: door regen gaat het water stromen.
> gletsjerrivier: door het smelten van een gletsjer. (schuivend ijs)
> gemengde rivier: krijgt zijn water van beide soorten rivieren.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Regiem & debiet
Verschil in waterafvoer: regiem

Totale hoeveelheid water op een bepaald punt: debiet. 

Slide 13 - Slide

Verhang en verval --> filmpje met uitleg


Verval
Afstand =Verhang

Slide 14 - Slide

Verval en verhang

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Hoe noem je de hoeveelheid water die een rivier afvoert op een bepaald moment (in m3/s)?

Slide 17 - Open question

Verklaring verschillen in debiet?

Slide 18 - Slide

Welk type rivier (herkomst water) is de Maas?
A
Regenrivier
B
Gletsjerrivier
C
Smeltwaterrivier
D
Gemengde rivier

Slide 19 - Quiz

Type rivier (herkomst water)
1. Gletsjerrivier (=smeltwaterrivier)
2. Regenrivier
3. Gemengde rivier
Regenrivier
De rivier ontvangt niet het gehele jaar door smeltwater. De bron ligt dus niet hoog genoeg.
Gletsjerrivier
Hoog in de bergen bij de bron bestaat het rivierwater grotendeels uit smeltwater. Dit deel van de rivier mag je een gletsjerrivier noemen.
Gemengde rivier
De gletsjerrivier hoog in de bergen is inmiddels aangevuld met regenwater. Nu spreken we over een gemengde rivier.

Slide 20 - Slide

In welke periode heeft een gletsjerrivier de hoogste afvoer (piekafvoer)?
A
januari-maart
B
april-juni
C
juli-september
D
oktober-december

Slide 21 - Quiz

Regiem
Het regiem van de rivier is de waterafvoer door het jaar heen.
Gletsjerrivier

Slide 22 - Slide

Regenrivier
Gemengde rivier
Opvallend
De afvoer van de rivier is in de zomer het laagst terwijl de neerslag door het jaar heen constant is.

Slide 23 - Slide

Neerslagregiem
Gemiddeld zien we een toename van de hoeveelheid neerslag in NL

Daarnaast valt de neerslag onregelmatiger: in pieken en droge periodes

Het neerslagregiem (het verschil in neerslag in een jaar) verandert dus

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Verstening
We bebouwen steeds meer. Er is hierdoor weinig ruimte meer voor groen in de stad.
Dit is verstening
Het regenwater zakt normaal door de bodem richting het grondwater --> naar de rivier.
Door de verstening kan dat niet meer

Slide 26 - Slide

Vertragingstijd
Door de verstening + ontbossing loopt al het regenwater in stedelijke gebieden direct via het riool naar de rivieren.

Water wordt hierdoor snel naar de rivier afgevoerd.

Slide 27 - Slide

Vertragingstijd
Neerslag in een stroomgebied komt in de rivier terecht en er treedt een piekafvoer op ==> vertragingstijd

Wat gebeurt er met de piekafvoer wanneer verstedelijking/verstening/ ontbossing optreedt?

Slide 28 - Slide

Vertragingstijd
Door de verstening neemt de vertragingstijd af. Water komt dus sneller in de rivier.

Gevolg: debiet neemt toe -->  grotere piekafvoer.

Slide 29 - Slide

Na verstening/ontbossing zal de piekafvoer in de rivier.....
A
Later komen en groter zijn
B
Eerder komen en kleiner zijn
C
Later komen en kleiner zijn
D
Eerder komen en groter zijn

Slide 30 - Quiz

Vertragingstijd
Bij verstedelijking/verstening/ ontbossing: 
- piekafvoer komt eerder
- piekafvoer is hoger

Slide 31 - Slide

Het water dreigt!
Extra gevaar bij een combinatie van:
- springtij
- storm
- piekafvoer rivieren

waterstand zee > rivier

Gevolg: rivieren kunnen water niet meer op zee lozen

Slide 32 - Slide

Bodemdaling
Bodemdaling = het zakken van de bodem tov NAP

Verschillende oorzaken, zowel tektonisch, als door gaswinning als door de landbouw
Landbouw --> door het aanleggen van akkers in veenlandschap + afwatering in de akkers, zakt de bodem langzaam in.

Hierdoor komen we steeds lager --> absolute bodemdaling

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Bodemdaling
Zeespiegel stijgt --> bodem ligt t.o.v. zee lager = relatieve bodemdaling

Bij een hoge zeespiegel, stroomt een deel van het water de monding van de rivier in
De rivieren kunnen hierdoor hun water niet goed naar zee afvoeren, waardoor de waterstand in de rivieren stijgt

Dit is problematisch in het geval van een hoge piekafvoer

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Samen oefenen
opdracht 1 - 5 - 6

Slide 37 - Slide

Het waterpeil in de Ambleve is in een paar uur tijd heel hoog geworden
A
Piekafvoer
B
Regiem
C
Gemengde rivier
D
Verval

Slide 38 - Quiz

Het hoogteverschil langs de Rijn tussen Lobith en Hoek van Holland is 14 meter
A
Regiem
B
Verhang
C
Verval
D
Debiet

Slide 39 - Quiz

De grens tussen twee stroomgebieden
A
Springvloed
B
Waterstelsel
C
Waterscheiding
D
Stroomstelsel

Slide 40 - Quiz

Vraag 5a
Bekijk figuur 2

Welk proces wordt door beide foto's gevisualiseerd?
Beschrijf dit proces met een oorzaak-gevolg relatie
Beide foto’s laten het afsmelten van de gletsjers zien. Door de mondiale stijging van de temperatuur (oorzaak) smelten de gletsjers verder af (gevolg).

Slide 41 - Slide

Vraag 5b
a. Foto 2A is in de zomer genomen en foto 2b in de winter
A
Goed
B
Fout

Slide 42 - Quiz

Vraag 5B
b. Groeien in de winter aan en smelten in de zomer
A
Goed
B
Fout

Slide 43 - Quiz

Vraag 5b
C. De laatste decennia is er wereldwijd sprake van een netto aangroei van gletsjers
A
Goed
B
Fout

Slide 44 - Quiz

Vraag 5c

Leg uit hoe het komt dat een gletsjer 'stroomt' 
In de winter wordt de gletsjer hoog in de bergen met sneeuw gevoed. Deze sneeuw verandert door
de druk in ijs en dit schuift onder invloed van de zwaartekracht langzaam naar beneden.

Slide 45 - Slide

Vraag 6a
Bekijk bron 7, lees de tekst Deltaplan en Schelde-Rijnkanaal en bekijk de kaart

Leg uit in welke twee zeegaten geen dammen zijn gebouwd en verklaar waarom bij stormvloeden de gebieden langs deze twee zeegaten toch niet overstromen
In de Westerschelde en de Nieuwe Waterweg omdat de havens van Antwerpen en Rotterdam bereikbaar moeten blijven. Hoge dijken en de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg zorgen ervoor dat deze gebieden veilig zijn voor overstromingen.
7
41

Slide 46 - Slide

Vraag 6b
Geef met een oorzaak-gevolg redenatie aan waarom de relatieve zeespiegelstijging in het westen van Nederland veel groter is dan in andere gebieden van Europa?
De oorzaak is dat wij naast de zeespiegelstijging ook nog te maken met een bodemdaling. Het gevolg is dat hierdoor de relatieve zeespiegelstijging groter is omdat beide processen elkaar versterken.

Slide 47 - Slide

6C
Is de uitspraak goed of fout?

Primaire dammen liggen direct aan zee en dienen voor de veiligheid
A
Goed
B
Fout

Slide 48 - Quiz

Vraag 6c
Is de uitspraak goed of fout?

Secundaire dammen zorgen voor de zoetwaterhuishouding en betere verbindingen
A
Fout
B
Goed

Slide 49 - Quiz

Vraag 6c
Is de uitspraak goed of fout?

Secundaire dammen zorgen dat het zoete en zoute water van elkaar worden gescheiden
A
Goed
B
Fout

Slide 50 - Quiz

Vraag 6d
Noem twee dammen die nodig waren om een vloed- en ebvrije Schelde - Rijnverbinding te krijgen
De Oesterdam en de Philipsdam.

Slide 51 - Slide

Welke vraag heb je nog over par 4.1? Wat is moeilijk, lastig? waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 52 - Open question