Fortuna Lb p. 19 + 21

Fortuna Lb p. 19
Oefenen met de grammatica
Klik steeds het juiste antwoord aan.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

Fortuna Lb p. 19
Oefenen met de grammatica
Klik steeds het juiste antwoord aan.

Slide 1 - Slide

Aeneas pater est.
A
est = subject (= onderwerp)
B
est = naamwoordelijk deel van het gezegde
C
est = persoonsvorm

Slide 2 - Quiz

Aeneas pater est.
A
Aeneas = subject (= onderwerp)
B
Aeneas = naamwoordelijk deel van het gezegde
C
Aeneas = persoonsvorm

Slide 3 - Quiz

Venus mater est.
A
mater = subject (= onderwerp)
B
mater = naamwoordelijk deel van het gezegde
C
mater = persoonsvorm

Slide 4 - Quiz

Venus dea est.
A
Venus = subject (= onderwerp)
B
Venus = naamwoordelijk deel van het gezegde
C
Venus = persoonsvorm

Slide 5 - Quiz

Mars filius est.
A
est= subject
B
est= naamwoordelijk deel van het gezegde
C
est= persoonsvorm

Slide 6 - Quiz

Subject is een naamval
A
fout
B
goed

Slide 7 - Quiz

accusativus is een naamval
A
fout
B
goed

Slide 8 - Quiz

Het subject staat in de nominativus
A
fout
B
goed

Slide 9 - Quiz

object = lijdend voorwerp
A
fout
B
goed

Slide 10 - Quiz

In welke naamval staat het object?
A
nominativus
B
accusativus

Slide 11 - Quiz

In welke naamval staat het object
A
nominativus
B
accusativus

Slide 12 - Quiz

Venus dea est.
A
Venus = subject (= onderwerp)
B
Venus = naamwoordelijk deel van het gezegde
C
Venus = object

Slide 13 - Quiz

Aeneas pater est.
A
pater = nominativus
B
pater = accusativus

Slide 14 - Quiz

Heb je nog vragen over dit deel van de grammatica

Slide 15 - Open question