les 23 - H2 - martes 26 de noviembre 2024

Les 23 - H2 - martes 26 de noviembre 2024
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Les 23 - H2 - martes 26 de noviembre 2024

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy? (Wat doen we vandaag?)

* We herhalen de werkwoorden 'ser' - 'estar' - 'tener'
* We oefenen met deze drie werkwoorden 
* Korte break
* Uitleg bron J: de toekomende tijd 
* Oefenen met de toekomende tijd

Slide 2 - Slide

Estar
Het werkwoord 'estar' wordt ook gebruikt bij het uitdrukken van een gemoedstoestand!
Estoy bien                              Het gaat goed met mij
Estoy feliz                              Ik ben gelukkig
Estoy nervioso /-a              Ik ben zenuwachtig
¿Estás triste?                        Ben je verdrietig?
Estoy enfermo / -a             Ik ben ziek

Slide 3 - Slide

Verschil tussen 'soy' en 'estoy' 
Soy Laura.
Soy profesora.
Soy de España.
Soy una persona alta  (=lang).

Málaga es una ciudad.
Estoy en la escuela.
Estoy en casa.
Estoy en el parque.
Estoy en Francia.
Estoy feliz.
Estoy bien.
Málaga está en el sur de España.
Zien jullie het verschil???

Slide 4 - Slide

¡A trabajar! - Oefening 25a+25b
Op bladzijde 59 van je werkboek vind je oefeningen 25a + 25b

Maak beide oefeningen + kies daarbij de 
juiste vorm van de werkwoorden 
'ser' en 'estar'
timer
8:00

Slide 5 - Slide

Respuestas 25a
  1. Hola, yo soy Carmen
  2. Sandra es mi compañera de clase
  3. El Parque de Retiro y la plaza de Cibeles son ...
  4. Oye (=luister) Carmen, ¿eres madrileña?
  5. Hola chicas, ¿sois amigas de Ana?
  6. Mis tiendas favoritas son Zara y Mango.

Slide 6 - Slide

Respuestas 25b
  1. Ahora yo estoy en el centro de Madrid.
  2. Ahora Sandra y yo estamos en la tienda ...
  3. La estatue (=standbeeld) la placa de kilómetro cero están el están en la Puerta del Sol.
  4. Oye, Sandra ¿estás por la primera vez en Madrid?
  5. Hola chicos, ¿dónde estáis vuestros (=jullie) libros?
  6. Mis tiendas favoritas están en la calle Fuencarral.

Slide 7 - Slide

El verbo TENER (hebben)
Yo
Tengo
Tienes
Él/ella/usted
Tiene
Nosotros
Tenemos
Vosotros
Tenéis
Ellos/ellas/ustedes
Tienen

Slide 8 - Slide

¿Cuántos años tienes?
Hoe oud ben je?
Ik ben ... jaar (oud).
      Tengo ... años

Slide 9 - Slide

Oefenen via aprender español 
In Magister bij het huiswerk van vandaag vinden jullie een link waarmee jullie gaan oefenen met het werkwoord 'tener' (=hebben)


timer
15:00

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Oefening 25c - WB blz. 59
Schrijf in je schrift de juiste vormen van 'tener' en 'ir' op
Noteer onbekende woorden! 

                      Bladzijde 59 van je werkboek
timer
7:00

Slide 12 - Slide

Respuestas 25c
  1. Tenemos                                              8. voy
  2. Vamos                                                   9. va
  3. tenéis                                                    
  4. tenemos
  5. tengo
  6. tiene
  7. van

Slide 13 - Slide

Bron J - grammatica 

Slide 14 - Slide

Oefening 26b + 26c
Op bladzijde 60 vind je oefening 26b + 26c

Je hebt 10 minuten de tijd om deze twee oefeningen te maken

Bij 26b kies je tussen 'presente' (=iets wat iemand nú doet)
of 'futuro inmediato' (iets wat iemand gaat doen)
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Antwoorden 26b 

Slide 16 - Slide

Antwoorden 26c 
  1. Ik ga een boek lezen.
  2. Draag jij een rode jurk?
  3. We gaan de metro nemen/pakken.
  4. Mijn vader gaat een cadeau kopen.
  5. Ik ga naar de supermarkt. 
  6. We gaan naar de les.

Slide 17 - Slide

Los deberes (ma 2 december)
  • Maken oefening 25d - WB blz. 59  
  • Doorlezen bron J - TB blz. 48

Slide 18 - Slide