1ha - lezen h4 les 1

Nederlands - 1HA
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands - 1HA

Slide 1 - Slide

Lezen
Pak allemaal je leesboek erbij. De eerste 10 minuten gaan we zelfstandig lezen.

Slide 2 - Slide

Lezen
Je leert over tekstverbanden en signaalwoorden.

Slide 3 - Slide

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Die samenhang heet het verband in de tekst. Door te letten op verbanden in de tekst, kun je de tekst beter begrijpen. Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden.

Er bestaan verschillende tekstverbanden:

Slide 4 - Slide

Tekstverband:
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Signaalwoorden:
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort - ook jaartallen en data

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je je kaart en vervolgens kun je inchecken.

Slide 6 - Slide

Tekstverband:
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Signaalwoorden:
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen...

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Ik ga eerst naar school, dan ga ik huiswerk maken, vervolgens ga ik hockeyen en tenslotte kijk ik nog een half uurtje televisie.

Slide 8 - Slide

Tekstverband:
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.

Signaalwoorden:
maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Het zou vandaag mooi weer worden, maar het regent pijpenstelen.

Slide 10 - Slide

Tekstverband:
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Signaalwoorden:
bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
 Marco is een natuurtalent in balsporten zoals voetbal, tennis en golf.

Slide 12 - Slide

Sietske heeft haar huiswerk gemaakt, maar ze is het vergeten.

Kies uit:
- Chronologisch verband
- Opsommend verband
- Tegenstellend verband
- Toelichtend verband

Slide 13 - Slide

Eerst doe je de bloem in de kom. Daarna voeg je een halve liter melk toe. Vervolgens mix je het tot een glad beslag en als laatste, meng je alles tot één geheel met de garde.

Kies uit:
- Chronologisch verband
- Opsommend verband
- Tegenstellend verband
- Toelichtend verband

Slide 14 - Slide

Mark houdt van appels, peren en sinaasappels.

Kies uit:
- Chronologisch verband
- Opsommend verband
- Tegenstellend verband
- Toelichtend verband

Slide 15 - Slide

Julia houdt van zonnen, daarom heeft ze een vakantie naar Spanje geboekt.

Kies uit:
- Chronologisch verband
- Opsommend verband
- Tegenstellend verband
- Toelichtend verband

Slide 16 - Slide

Opdracht maken
We gaan tekst 3 op bladzijde 103 gezamenlijk lezen. Hierna gaan jullie opdracht 1 maken. Over 10 minuten gaan we deze bespreken.

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Het huiswerk voor maandag is opdracht 2 op bladzijde 104.

Slide 18 - Slide

Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.

Slide 19 - Slide