1V 2.6 Skelet en leefwijze

Paragraaf 2.6 - Skelet en leefwijze
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Paragraaf 2.6 - Skelet en leefwijze

Slide 1 - Slide

Deze les:
- 2.6 Skelet en leefwijze
- Nakijken
- Leren voor de toets

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 2.6 Skelet en leefwijze
- Je kunt uitleggen hoe het skelet van een dier past bij zijn leefwijze
- Je kunt beschrijven hoe gewervelde dieren in het water en op het land bewegen. 
- Je kunt uitleggen hoe ongewervelde dieren stevig zijn en hoe ze kunnen bewegen. 

Slide 3 - Slide

Hoe herken je gewervelden?
A
Hebben 4 poten
B
Schubben als huid
C
Hebben een wervelkolom
D
Leven op het land

Slide 4 - Quiz

Gewervelde dieren
Hebben allemaal hetzelfde 
bouwplan:
schedel, wervelkolom
ribben,bekken, 
schouderbladen,
voorpoten en achterpoten.

Slide 5 - Slide

In welk antwoord staan alleen maar gewervelden?
A
Vissen, vogels, reptielen, amfibieën en zoogdieren
B
Vogels, reptielen, zoogdieren, amfibieën en insecten
C
Vissen, reptielen, insecten en sponzen
D
Geleedpotigen, vogels, vissen, zoogdieren en reptielen

Slide 6 - Quiz


Dit is een murene. Is een murene gewerveld?
(kijk goed naar het plaatje)
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Die vorm past bij de functie

Slide 8 - Slide

Jezushagedis
Gewerveld
Boshuppelmuis
Gewerveld

Slide 9 - Slide

Verschillende leefwijze --> verschillende vormen skelet

Maar... gewervelden vaak nog zelfde (herkenbare) bouwplan
Vorm past bij functie

Slide 10 - Slide

Verschillende leefwijze --> verschillende vormen skelet
Gewervelden vaak nog zelfde (herkenbare) bouwplan

Slide 11 - Slide

Verschillende leefwijze --> verschillende vormen skelet
Gewervelden vaak nog zelfde (herkenbare) bouwplan

Slide 12 - Slide

Hoe heet het
paarse bot?
A
Ellepijp
B
Spaakbeen
C
Opperarmbeen
D
Dijbeen

Slide 13 - Quiz

Hoe heet het bot
waar de pijl naar wijst?

Slide 14 - Open question

Kijk naar de poten in
de afbeelding: wat kan
een topganger niet en
een teen- & zoolganger wel?
A
Been buigen bij knie
B
Onderbeen draaien t.o.v. bovenbeen
C
Been draaien bij heup

Slide 15 - Quiz

Stevigheid
Gewervelde dieren: inwendig skelet

Ongewervelde dieren:
geen skelet of een uitwendig skelet

Slide 16 - Slide

Uitwendig skelet
Weekdieren: schelpdieren en slakken 
maken een schelp of schaal van kalk.

Slide 17 - Slide

Uitwendig skelet
Geleedpotigen (bijv. insecten en spinnen) hebben
een uitwendig skelet van chitine. Skelet groeit niet mee
-> vervellen is nodig

Slide 18 - Slide

    Bij een uitwendig skelet werken
       spieren op dezelfde manier!
Onthouden: 
ALLE spieren die samentrekken 
worden KORTER. 
Beweging is afhankelijk van 
waaraan 'getrokken' wordt!

--> Dus ook bij een uitwendig skelet

Slide 19 - Slide

Bewegen: ook kennen bij dieren met exoskelet

Slide 20 - Slide

Bewegen: ook kennen bij dieren met exoskelet

Slide 21 - Slide


Wat gebeurt er als de groene spier samentrekt?
A
Hij wordt korter + buigt daarmee het been
B
Hij wordt korter + strekt daarmee het been
C
Hij wordt langer + buigt daarmee het been
D
Hij wordt langer + strekt daarmee het been

Slide 22 - Quiz