What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
controleles blok 6
controletest blok 6
samen leven
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 4
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
controletest blok 6
samen leven
Slide 1 - Slide
Je krijgt straks wat vragen over:
samenvatten
de persoonsvorm en het onderwerp
de betekenis van woorden
Lees de vragen en de antwoorden goed
en kies wat het beste past.
Succes!
Slide 2 - Slide
Hoe kan je het best een samenvatting maken van een verhaal ?
A
je kleurt alle woorden en zinnen
B
je schrijft het verhaal over
C
je schrijft de belangrijkste dingen op
Slide 3 - Quiz
Wat zijn de belangrijkste woorden in de tekst ?
Het meisje gaat een ijsje kopen.
Ze kiest een zacht, romig ijsje met een chocolaatje erop.
A
kopen en chocolaatje
B
zacht en romig
C
meisje en ijsje
D
ijsje en chocolaatje
Slide 4 - Quiz
Wat is het onderwerp van deze zin ?
Marieke krijgt volgende week een beugel
A
Marieke
B
een beugel
C
volgende week
Slide 5 - Quiz
Wat is het onderwerp in deze zin ?
Gisteren is mijn nieuwe buurmeisje naar de kapper geweest.
A
gisteren
B
de kapper
C
mijn nieuwe buurmeisje
Slide 6 - Quiz
Wanneer geef je je mening
A
Als je iets vraagt.
B
Als je antwoord geeft.
C
Als je vertelt wat je vindt.
Slide 7 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de zin ?
Finn woont in een klein dorp
A
Finn
B
een klein dorp
C
woont
Slide 8 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de zin ?
In het midden van het dorp staat een oude eik.
A
het dorp
B
staat
C
een oude eik
D
in het midden
Slide 9 - Quiz
Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
Ze gaan zitten en drinken een glaasje water
A
een
B
drie
C
twee
D
vier
Slide 10 - Quiz
Welk woord past in de zin ?
Erwin is pas verhuisd. Hij gaat meteen de wijk ..............
A
trainen
B
verkennen
C
uitbeelden
D
trappelen
Slide 11 - Quiz
Wat betekent ingewikkeld?
A
best moeilijk
B
ondersteboven
C
eromheen
D
elegant
Slide 12 - Quiz
Een activiteit is iets waarmee je bezig bent of wat je doet.
Bijvoorbeeld schrijven op school.
A
B
Slide 13 - Quiz
Wat kun je doen als iemand niet weet wat een salto is ?
A
met je gezicht een gevoel laten zien
B
met je mond geluiden nadoen
C
met je lichaam de beweging nadoen
Slide 14 - Quiz
Los het raadsel op :
Als iets er heel mooi uitziet. En een beetje deftig. Je kunt ook zeggen : sierlijk.
Rara, het is :
A
een beetje gemeen
B
ongeduldig
C
elegant
D
wijs
Slide 15 - Quiz
Welke zin is goed?
A
De jongen balanceert op een smalle plank
B
De voetballers balanceren elke week
C
De sirene van de brandweer balanceert hard
D
De regenworm balanceert in de grond
Slide 16 - Quiz
Wat betekent waken over ?
A
ongeduldig zijn
B
wakker worden
C
goed passen op iets
D
de buurt verkennen
Slide 17 - Quiz
Welke woorden passen bij het record ?
A
het onderwerp- het raadsel- overleggen
B
kampioen- de beste medaille
C
trappelen- ongeduldig waarschuwen
D
boswachter- koeren uitbeelden
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
More lessons like this
Woordvolgorde in hoofdzin
February 2024
- Lesson with
51 slides
NT2
Hoger onderwijs
onderwerp en persoonsvorm
7 days ago
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Onderwerp en persoonsvorm
March 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
zinsdelen quiz
September 2024
- Lesson with
29 slides
LessonUp
Primary Education
Lower Secondary (Key Stage 3)
Upper Secondary (Key Stage 4)
3 h Gesundheit DU3 L1
29 days ago
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
Onderwerp/ persoonsvorm
February 2024
- Lesson with
17 slides
Onderwerp
September 2022
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Grammatica samengestelde zinnen - uitleg
January 2021
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3