Paragraaf 11.3 - Je lijkt op

11.3 Je lijkt op ...
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen wat een gen is
  • Je kunt uitleggen wat een homozygoot en een heterozygoot genotype is
  • Je kunt uitleggen wat een dominant en een recessief gen is
1 / 13
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

11.3 Je lijkt op ...
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen wat een gen is
  • Je kunt uitleggen wat een homozygoot en een heterozygoot genotype is
  • Je kunt uitleggen wat een dominant en een recessief gen is

Slide 1 - Slide

11.3 Je lijkt op
Waar zit de informatie voor één eigenschap?

  • Chromosoom > een lange opgerolde draad DNA
    - een stukje van chromosoom bevat informatie over één eigenschap
    - zo'n stukje > een gen
    - DNA van één chromosoom bevat informatie voor duizenden eigenschappen
    - op één chromosoom liggen dus duizenden genen
  • Chromosomen liggen in paren, dus 1 paar genen (2 stuks) voor één eigenschap
    - bijv. haarkleur > twee chromosomen (1 paar) hebben beide een gen voor bruin haar
    - haar is bruin > genotype is bruin haar


Slide 2 - Slide

11.3 Je lijkt op
Hoe kom je aan een eigenschap die je ouders niet hebben?
  • Er zijn altijd twee genen verantwoordelijke voor de erfelijke eigenschap
    - één van de moeder en één van de vader
  • Voorbeeld haarkleur:
    - vader geeft een gen voor bruin haar & moeder geeft een gen voor blond haar
    - kind = bruin haar X blond haar = bruin haar
    - kind heeft twee ongelijke genen (bruin en blond) = heterozygoot
    - als kind twee gelijke genen zou hebben (bruin en bruin) = homozygoot
  • Waarom krijgt kind bruin haar bij bruin X blond?
    - Bruin is dominant over blond.
    - Blond wordt onderdrukt = recessief (dit verschilt per erfelijke eigenschap)



Slide 3 - Slide

11.3 Je lijkt op ...

Slide 4 - Slide

11.3 Je lijkt op
  • Wat? Maken 11.3 – Opdracht 1 t/m 10
  • Hoe? Blz. 102 t/m 107
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 10 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 5 - Slide

11.3 Je lijkt op ...
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt genotypen noteren in letters
  • Je kunt uitleggen waardoor de kans op een jongen of een meisjes gelijk is

Slide 6 - Slide

11.3 Je lijkt op
Hoe noteer je genotypen?

  • Een dominante gen geef je aan met een hoofdletter
  • Een recessief gen geef je een kleine letter
  • Belangrijk is dat je een letter gebruikt waar de hoofdletter niet op de kleine letter lijkt, bijv. Cc, Jj of Oo. Goede letters zijn Aa, Bb, Dd, Ee, Hh, etc.

  • Voorbeeld oogkleur:
    - BB is homozygoot dominant (gelijke genen en dominant / bruin X bruin)
    - Bb is heterozygoot (verschillende genen / bruin X blauw)
    - bb is homozygoot recessief (gelijke genen en recessief / blauw X blauw)


Slide 7 - Slide

11.3 Je lijkt op
Wat is de kans op een jongen of een meisje?

  • Een zaadcel kan een X-chromosoom of een Y-chromosoom bevatten
  • In een eicel zit altijd één X-chromosoom
  • Kans wordt weergegeven in een kruisingsschema, zie de tabel hierboven

  • Moeder geeft altijd een X-chromosoom door
  • Bij vader is de kans dat hij een X-chromosoom doorgeeft is 50%, ook voor een Y-chromosoom is de kans 50%
    - kans op jongen is 50%
    - kans op meisje is ook 50%


Slide 8 - Slide

11.3 Je lijkt op
  • Wat? Maken 11.3 – Opdracht 11 t/m 18
  • Hoe? Blz. 108 t/m 111
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 11 t/m 18 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 9 - Slide

11.3 Je lijkt op ...
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt het uiterlijk van nakomelingen voorspellen met behulp van een kruisingsschema

Slide 10 - Slide

11.3 Je lijkt op
Hoe voorspel je het uiterlijk van nakomelingen?
Met een kruisingsschema voorspel je de uitkomst van een kruising
Zes stappen om een kruisingsschema te maken (zie bron 7, blz. 112):
  1. schrijf de fenotypen op van de ouders
  2. schrijf daaronder de genotypen op
  3. schrijf daar weer onder de genen op die in de geslachtscellen kunnen voorkomen
  4. maak een tabel met 9 vakken. Schrijf boven de tweede en derde kolom de genen op die in de zaadcellen kunnen voorkomen. Schrijf links in de tweede en derde rij de genen op die in de eicellen kunnen voorkomen
  5. schrijf de genotypen uit de tabel op
  6. schrijf daaronder de fenotypen             (Zie volgende slide voor een voorbeeld hiervan)


Slide 11 - Slide

11.3 Je lijkt op
Voorbeeld kruisingsschema

  1. Schrijf de fenotypen op van de ouders
  2. Schrijf daaronder de genotypen op
  3. Schrijf daar weer onder de genen op die in de geslachtscellen
    kunnen voorkomen
  4. Maak een tabel met 9 vakken.
    - schrijf boven de tweede en derde kolom de genen op
    die in de zaadcellen kunnen voorkomen.
    - schrijf links in de tweede en derde rij de genen op die in de eicellen
    kunnen voorkomen
  5. Schrijf de genotypen uit de tabel op
  6. Schrijf daaronder de fenotypen

Slide 12 - Slide

11.3 Je lijkt op
  • Wat? Maken 11.3 – Opdracht 19 t/m 26
  • Hoe? Blz. 112 t/m 116
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 19 t/m 26 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 13 - Slide