BS. 3.4 kruisingen

Welkom klas 3
Voor deze les heb je nodig:
-aantekeningen
schrift
-werkboek
- pen + potlood
Voor deze les heb je NIET nodig:
-kauwgom/snoep
- Jas/telefoon

1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom klas 3
Voor deze les heb je nodig:
-aantekeningen
schrift
-werkboek
- pen + potlood
Voor deze les heb je NIET nodig:
-kauwgom/snoep
- Jas/telefoon

Slide 1 - Slide

3.3 Kruisingen

Slide 2 - Slide

Vandaag....
- Herhaling genenparen 
- Bespreken huiswerk
- Uitleg basisstof 3.3: kruisingen.
- Opdrachten maken.
- Afsluiting 

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken

Slide 5 - Slide

Huiswerk nakijken

Slide 6 - Slide

Huiswerk nakijken

Slide 7 - Slide

Nog even herhalen

Slide 8 - Slide

Welk genotype is homozygoot dominant?
A
aa
B
Aa
C
arAr
D
AA

Slide 9 - Quiz

Homozygoot

Hetzelfde


de 2 genen voor één erfelijke eigenschap zijn hetzelfde.


Slide 10 - Slide

Welk genotype is homozygoot recessief
A
aa
B
Aa
C
aA
D
ArAr

Slide 11 - Quiz

Heterozygoot

Verschillend


de 2 genen voor één erfelijke eigenshap zijn verschillend

Slide 12 - Slide

Dominant of recessief
Het gen wat bij een heterozygoot genotype tot uiting komt is dominant
Dominant gen = Bruin haar: hoofdletter
Recessief gen = Blond haar: kleine letter

Slide 13 - Slide

Hoe noteren we dit?

Homozygoot dominant: AA

Homozygoot recessief: aa

Heterozygoot: Aa


Er zijn dus altijd 3 mogelijkheden

Slide 14 - Slide

Homozygoot zijn voor 1 erfelijke eigenschap betekent 2 gelijke genen.
A
juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Dominant betekent bij erfelijkheid
A
Zwak. Kleine letter gebruiken
B
Zwak. Grote letter gebruiken
C
Sterk. Kleine letter gebruiken
D
Sterk. Grote letter gebruiken

Slide 16 - Quiz

Al voor je geboorte lag je genotype vast
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat is een allel?
A
Dit is een andere benaming voor een gen
B
Dit is een erfelijke ziekte
C
Dit is een mutatie in en geslachtschromosoom
D
Dit is een variant van een gen

Slide 18 - Quiz

Iemand gaat zijn haren verven. Verandert ze hierdoor haar genotype of fenotype
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 19 - Quiz

Leerdoelen basisstof 4 Kruisingen
- Je kunt een kruisingsschema opstellen
- Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden

Slide 20 - Slide

Twee organismen met elkaar nakomelingen laten krijgen
Hiermee kun je voor bepaalde eigenschappen zorgen
Ouders geven erfelijke eigenschappen door aan hun nakomelingen. Welk genotype ze krijgen, hangt af van het toeval. Toch kun je de kans op een bepaalde eigenschap voorspellen.
Kruisen

Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Kansen en verhoudingen noteren
Kansen
genotype = 50%, Aa 25% AA, 25% aa
fenotypen = 75% zwart, 25% blond

Verhouding
Aa, AA en aa in verhouding 2:1:1 
zwart en blond in verhouding 3:1
Uitspreken als: "2 staat tot 1 staat tot 1"

Uitspreken als: "3 staat tot 1"

Slide 31 - Slide

In een staafdiagram

Slide 32 - Slide

Welk genotype en fenotype heeft de F1?





Dus: Alle labradors in F1 hebben genotype Aa en fenotype zwart
A
A
a
Aa
Aa
a
Aa
Aa

Slide 33 - Slide

 Welk genotype en fenotype heeft de F2?

Een van de dieren uit F1 kruisen met een dier met hetzelfde genotype. Dus 2 dieren met Aa!

Slide 34 - Slide

A
A
a
a
AA
Aa
aa
Aa

Slide 35 - Drag question

P
Geslachtscellen P
F1

Geslachtscellen F1

F2
AA                          x                         aa
  A                                                        a
                               Aa
Aa                           x                         Aa
A of a                                          A of a


A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa

Slide 36 - Slide

Aan de slag!

Basisstof 3.3

Slide 37 - Slide

Huiswerk en evaluatie
HW
Leer de aantekeningen en
maak de vragen van paragraaf 3

Weet jij nu ....
(maak de volgende vragen...)

Slide 38 - Slide

Bij welke van deze kruisingen hebben alle nakomelingen hetzelfde genotype?
A
RR x rr
B
Rr x rr
C
RR x Rr
D
Rr x Rr

Slide 39 - Quiz

Stappenplan
Stap 1: Wat zijn de genotype
van de ouders (Beide homozygoot)
A
Aa, Aa
B
AA, Aa
C
Aa, aa
D
AA, aa

Slide 40 - Quiz

Wat betekenen de symbolen P en F1 in een kruisingsschema?
A
P is de vader en F1 is de moeder
B
P zijn de kinderen en F1 zijn de ouders
C
P zijn de ouders en F1 zijn de kinderen

Slide 41 - Quiz

Moeder kat heeft een wittte vacht met genotype aa.
Vader kat heeft een zwarte vacht.
Ze krijgen in ieder geval 1 kitten met een witte vacht.
Vul de kruisingstabel in.

Moeder
Vader
A
a
a
a
Aa
Aa
aa
aa

Slide 42 - Drag question

Kijkend naar dit kruisingsschema, wat is dan de kans op homozygoot dominant?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 43 - Quiz

Wat is de juiste verhouding bij -->
AA = 25%, Aa = 50%, aa = 25%
A
2 : 4: 2
B
1 : 2 : 2
C
1 : 3 : 1
D
1 : 2 : 1

Slide 44 - Quiz

Lesafsluiting
Bedankt voor jouw aandacht en tot de volgende les!

Slide 45 - Slide