meewerkendvwp-1hv

[ Woensdag 8 februari ]
Ga rustig zitten​
Telefoon in de (telefoon)tas​
Chromebooks op tafel
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

[ Woensdag 8 februari ]
Ga rustig zitten​
Telefoon in de (telefoon)tas​
Chromebooks op tafel

Slide 1 - Slide

Planning
Nieuwe weektaak
Terugblik
Uitleg nieuwe weektaak
Werken aan de weektaak
Planning

Slide 2 - Slide

Weektaak week 6:
Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden en ik kan voorzetsels herkennen en gebruiken.

Grammatica § 9 en 10
opdracht 1 t/m 6  op p. 220 t/m 221
opdracht 1 t/m 5 op p. 222 t/ 223

Slide 3 - Slide

Op welke manier vind je het lijdend voorwerp?
A
Door de zin van enkelvoud naar meervoud te veranderen (of andersom)
B
Wie/wat + persoonsvorm
C
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
D
Deze zijn alle drie goed

Slide 4 - Quiz

Kan bij het werkwoord een lijdend voorwerp staan?
Lijdend voorwerp kan
Lijdend voorwerp kan niet
vangen
lachen
uitlachen
groeien
vragen
skateboarden

Slide 5 - Drag question

Sleep alle woorden naar de juiste woordsoort.
je
waar
mijn
is?
Ik
Weet
bezittelijk voornaamwoord
zelfstandig naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
persoonsvorm
boek
heb
het
niet
gezien.
Haal
je
voeten
van
m'n
bank!

Slide 6 - Drag question

Meewerkend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp

Slide 7 - Slide

Het meewerkend voorwerp
  • Een meewerkend voorwerp is iets/iemand die meewerkt met het onderwerp.
  • Vaak ontvangt het meewerkend voorwerp van het onderwerp het lijdend voorwerp . 
  • Je kunt het meewerkend voorwerp vinden door: Aan/voor wie + gez. + ond. + lv?

Slide 8 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Slide 9 - Open question

Maak een zin met 'de vis' als meewerkend voorwerp.

Slide 10 - Open question

Aan de slag!
Dit uur werk je aan:
Gr § 9 ZD Meewerkend voorwerp
opdr 1 t/m 3 op p. 220 t/m 221
Klaar?
Kijk je gemaakte werk na.
Werk verder aan opdr 3 t/m 6
Werk aan een ander vak
Week 6:
Grammatica § 9
opdracht 1 t/m 6 
p. 220 t/m 221

Grammatica §10
opdracht 1 t/m 5
p. 222 t/ 223

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Opdracht 1
  • A: Na een jaar verkering schonk Nick zijn vriendin een zilveren ring
  • A: Na een jaar verkering | schonk | Nick | zijn vriendin | een zilveren ring

  • B: De ijscoman heeft op de hoek van de straat ijsjes uitgedeeld aan de buurtkinderen
  • B: De ijscoman | heeft | op de hoek van de straat| ijsjes | uitgedeeld | aan de buurtkinderen

  • C: Vol trots overhandigt de badmeester zijn eigen zoon het zwemdiploma
  • C: Vol trots | overhandigt | de badmeester | zijn eigen zoon | het zwemdiploma

  • D: Aan de dierenbescherming doneren de bewoners in deze wijk een flink bedrag
  • D: Aan de dierenbescherming | doneren | de bewoners in deze wijk | een flink bedrag

Slide 13 - Slide

Aan de slag!
Dit uur werk je aan:
Gr § 9 ZD Meewerkend voorwerp
opdr 1 t/m 3 op p. 220 t/m 221
Klaar?
Kijk je gemaakte werk na.
Werk verder aan opdr 3 t/m 6
Werk aan een ander vak
Week 6:
Grammatica § 9
opdracht 1 t/m 6 
p. 220 t/m 221

Grammatica §10
opdracht 1 t/m 5
p. 222 t/ 223

Slide 14 - Slide