This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Hoofdstuk 4
Paragraaf 3- is het druk op de arbeidsmarkt?
4TL
Slide 1 - Slide
Wat moet je kennen en kunnen?
Wanneer is er werkgelegenheid?
In welke sectoren kun je werken?
Hoe zit de arbeidsmarkt in elkaar?
Wat is een beroepsbevolking
Slide 2 - Slide
Waar denk je aan bij het woord 'arbeidsmarkt'?
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Video
Arbeidsmarkt
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan. Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid.
Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid.
Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.
Slide 5 - Slide
Arbeidsmarkt
Arbeidsmarkt = dus het totaal van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid.
Als er meer aanbod (werknemers) van arbeid is dan vraag (werkgevers) naar arbeid is ontstaat er werkloosheid
Slide 6 - Slide
Arbeidsmarkt
Arbeidsmarkt = dus het totaal van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid.
Als er meer aanbod (werknemers) van arbeid is dan vraag (werkgevers) naar arbeid is ontstaat er werkloosheid
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Welke werk gaat verdwijnen in de toekomst? Hou je hier rekening mee met je studiekeuze?
Slide 9 - Open question
Krappe of ruime arbeidsmarkt?
Krappe = veel vraag naar personeel en weinig aanbod Gevolg = Weinig werkloosheid + goede arbeidsvoorwaarden
Ruime = weinig vraag naar personeel en veel aanbod Gevolg = Veel werkloosheid en slechte arbeidsvoorwaarden.
Slide 10 - Slide
https:
Slide 11 - Link
Is er op dit moment een krappe of een ruime arbeidsmarkt in NL? Leg je antwoord uit (want, omdat)
Slide 12 - Open question
Productiesectoren
Primaire
Landbouw, mijnbouw en visserij.
Secundaire
Industrie & bouw
Tertiaire
Commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca)
Winst als doelstelling
Quartaire
Niet-commerciële instellingen (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer)
Hoeft geen winst te maken
Slide 13 - Slide
In welke sector horen de landbouwer, visser en tuinbouwer thuis?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 14 - Quiz
In welke sector horen de soldaat, politieagent, burgemeester, vuilnisman thuis?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 15 - Quiz
Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
A
ziekenhuis
B
brandweer
C
school
D
bank
Slide 16 - Quiz
In welke sector horen de timmerman, loodgieter, metselaar en schilder thuis?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 17 - Quiz
Welke beroepen kom je tegen in de tertiaire sector?
A
kapper
B
boer
C
taxichauffeur
D
leraar
Slide 18 - Quiz
In welke sector horen de kassière, fietsenmaker, advocaat, dokter en direkteur thuis?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector
Slide 19 - Quiz
Welke productiesector is in een derdewereldland veel groter dan in een Westers land?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire
Slide 20 - Quiz
Werklozen
Beroepsbevolking
Beroepsbevolking:
Alle mensen tussen 15 en pensioen-leeftijd die werken of werkloos zijn