5havo week 4

5 HAVO
français

Week
4


1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5 HAVO
français

Week
4


Slide 1 - Slide

devoirs pour aujourd'hui
  1. CE: ex 1-3 leçon 2 (p. 6, 7)
  2. exercice (activités interactives > unité 1.plus d'exercices) (logboek)
  3. SLL Leiden: oefenen blok 1-2 F-N (eerst 6 blokken maken van woorden die je niet kent - leren in 6 weken!)
  4. LE: le temps du récit (p.16 no. 1-2)
  5. M.Linh (uitgelezen en inleveren week 24 oktober)

Slide 2 - Slide

MARDI
Tips voor schrijfopdracht: zorg ervoor:
  •  dat je voldoende woorden gebruikt.
  • alinea's maakt
  • de geleerde woorden gebruikt (SSL Leiden)
  • het aantal woorden noteert

>> Veel gemaakte foutjes in schrijfopdrachten: prenez des notes!
>> Daarna aan de slag met je eigen opdracht: verbeter en schrijf opnieuw. En noteer wat je het lastigst vond (bijv. vervoegen ww, of de juiste tijd gebruiken etc..) en waar je dus nog aan moet werken.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

mercredi
Formatieve leestoets: oriëntatietoets
Je hebt 2 lesuren hiervoor. Inleveren bij docent, wordt volgende week besproken.
Ben je eerder klaar: 
==>>Ga je schrijfopdracht verbeteren
  • oefenen met je blokken woordjes
  • lezen in Linh

Slide 5 - Slide

jeudi
LE p. 14:  en écoutant un débat sur la discrimination positive Ça se discute: vous placez les connecteurs dans le texte.

>>C'est quoi la discrimination positive?
>>Vous connaissez des exemples de discrimination positive?
>>C'est quoi un connecteur? ==> P 15 (LE)
>>Sur quoi se porte le débat?
>>Qui y participe?

==> Notez les numéros 1, 2,.......,12 dans ton cahier: ce sont les connecteur que vous allez entendre.

Slide 6 - Slide

1. ça ...
2. par..
3. il..
4. m..
5. je..
6. je..
7. pour...
8. on..
9. d...
10. c'est..
11. en..
12. de..

Slide 7 - Slide

CORRIGÉS
1. ça consiste à - dat bestaat uit
2. par exemple -bijvoorbeeld
3. il est vrai - het klopt dat
4. mais - maar
5. je ne suis pas favorable à - ik ben geen voorstander van
6. je suis contre - ik ben tegen


7. pour ma part - wat mij betreft
8. on sait que - men weet dat
9. donc - dus
10. c'est à dire - dat wil zeggen
11. en effet - inderdaad
12. de toute façon - in elk geval

Slide 8 - Slide

Nos outils

>>accord-désaccord
>>le conditionnel présent pour exprimer un voeu (wens), pour proposer (een voorstel doen), faire des hypothèses:
Je voudrais - Ik zou graag willen
J'aimerais - Ik zou graag willen/zou het leuk vinden
On pourrait - We zouden kunnen......

Slide 9 - Slide

devoirs- noteer in je agenda:
1. CE: p. 8,9 ==> maak Ex. 1A.
2. + (=herhaling) noteer in je logboek:
  • de stam van de futur/conditionnel
  • de uitgangen van de futur
  • de uitgangen van de conditionnel (LE p. 17 no.5)
  • de stam van de imparfait
  • de uitgangen van de imparfait
  • herhaal de futur/conditionnel van de onregelmatige werkwoorden aller, avoir, être, venir, faire, pouvoir, vouloir (Zie achterin je boek)

Slide 10 - Slide