Schrijf tegen-argumenten op tegen de volgende stelling: "Iedereen die de afgelopen dagen bij een demonstratie aanwezig was waarbij er rellen ontstonden, moet minimaal één nacht in de gevangenis doorbrengen."
Slide 3 - Mind map
Als je een tekst moet lezen in Taalblokken, waar wordt dan altijd naar gevraagd?
Slide 4 - Mind map
Waar je vragen over krijgt in Taalblokken........
- leesstrategieën
- tekstsoort & tekstdoel
- inleiding, kern, slot
- onderwerp & hoofdgedachte
- feit of mening?
- samenhang
- hoofdzaak of bijzaak? (samenvatten)
Slide 5 - Slide
Noem de verschillende tekstsoorten die je in Taalblokken kunt tegenkomen.
Slide 6 - Open question
Waar je vragen over krijgt in Taalblokken........
- leesstrategieën
- tekstsoort & tekstdoel
- inleiding, kern, slot
- onderwerp & hoofdgedachte
- feit of mening?
- samenhang
- hoofdzaak of bijzaak? (samenvatten)
Slide 7 - Slide
Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
https:
Slide 10 - Link
Wat is de tekstsoort van deze tekst
A
het is een instructieve tekst
B
het is een informatieve tekst
C
het is een amuserende tekst
D
het is een betogende tekst
Slide 11 - Quiz
Je wil weten wat voor straf Ayoub A. heeft gekregen. Welke leesstrategie gebruik je?
A
globaal lezen
B
intensief lezen
C
gericht lezen
D
verkennend lezen
Slide 12 - Quiz
Feit of mening: Een 19-jarige jongen uit Den Haag is door de politierechter veroordeeld tot een celstraf van twee maanden.
A
feit
B
mening
Slide 13 - Quiz
Feit of mening: 'Ik herken mezelf hier niet in.'
A
feit
B
mening
Slide 14 - Quiz
Feit of mening: Het OM vindt dat boetes of taakstraffen niet meer passen, en dat een celstraf recht doet aan hoe de maatschappij tegen de rellen aankijkt.
A
feit
B
mening
Slide 15 - Quiz
Feit of mening: Zijn advocaat, Niels Genemans, gaat in hoger beroep en vraagt daarbij meteen om schorsing van de celstraf.
A
feit
B
mening
Slide 16 - Quiz
Feit of mening:
"Mijn cliënt heeft werk en begint binnenkort aan een nieuwe opleiding. Met een celstraf raakt hij dat kwijt. Daarmee wordt de kans op herhaling en de kans dat hij afglijdt alleen maar groter en daar zit de maatschappij helemaal niet op te wachten."
A
feit
B
mening
Slide 17 - Quiz
Welke signaalwoorden zie je in deze zinnen? En welk verband geven de signaalwoorden aan? "De jongen zou de baksteen van iemand anders hebben gekregen en toen zijn opgehitst door de groep jongens. Hij gooide de steen en werd meteen daarna door de agenten die in het busje zaten aangehouden."