Bas 4 verhoudingen

Bas 4; monohybride kruisingen
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare school

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Bas 4; monohybride kruisingen

Slide 1 - Slide

Verhoudingen

Zoals jullie zelf al gezien hebben, zijn er weinig verschillende kruisingen mogelijk. Telkens komt het  hooguit op 3 varianten neer. Elke keer worden er andere organismen, eigenschappen en letters gebruikt maar de uitkomst is vaak gelijk.

Op blz. 123 in je boekje staan onderin hele belangrijke informatie schuingedrukt. Markeer dit blok!

Deze verhoudingen zijn soms noodzakelijk om een vraag te beantwoorden. 

Slide 2 - Slide

Verhoudingen

Het gemarkeerde blok zegt:

* Aa  x  Aa ofwel 2 heterozygoten geven altijd de verhouding in

   genotype: AA : Aa : aa  als 1 : 2 : 1     fenotype: 3 : 1

* Aa x aa ofwel een heterozyoot x homozygoot recessief geven altijd de      

   verhouding in

   genotype: Aa : aa als 1 : 1      fenotype:  1 : 1

Dat betekent dus dat als je de verhouding van de nakomelingen weet, je kunt achterhalen wat de genotypen van de ouders zijn.

Slide 3 - Slide

Verhoudingen

Denk er wel aan dat een verhouding nooit exact op deze uitkomt. Bepaal dus met welke van deze verhoudingen in fenotype de naomelingen overeen

komen.


Bv. Verhouding zwart : grijs 80 : 23 komt overeen met 3 : 1

De genotypen van de ouders zijn dus Aa  x  Aa


Gebruik dus alleen deze 2 verhoudingen!! Maak er GEEN andere van!


Slide 4 - Slide

Opdracht

Maak de opdrachten 14, 15, 18, 19, 20, 21, 22 en 23

De uitwerking staan op de volgende slides.

Slide 5 - Slide

14

1. P:  RR     x      rr                2.  100% lange vleugels, 0% kort

 gc:    R               r

 F1:           Rr


3.   P:    Rr   x    rr               4.  50% lange vleugels, 50% korte vleugels

    gc:  R of r     r

    F1:   Rr, rr


Hier zie je er 1 uit het gemarkeerde blok. Verhouding  1  :  1

Slide 6 - Slide

15

1. 204 : 187  =  1 : 1                        2.   Dus Hh  x  hh            3.  Nee, kan nooit bij 1 : 1

4. 28 : 11  =  3 : 1                             5.   Dus Aa  x Aa             6.  Rood is dominant

7. Nee uit aa  x  aa kan geen nakomeling komen met een A in het genotype.

8. Ja, uit Aa  x  Aa  kan een aa = wit komen. Dus alleen als beide ouders heterozygoot zijn.

9. 2  :  1 is geen verhouding die mogelijk is. Je kunt hier niet uit afleiden of het 1 : 1 óf 3 : 1 is

     Het aantal nakomelingen is hiervoor te klein.

10. Koe AA of Aa?? Stiermogelijkheden: AA , Aa, aa

      AA geeft altijd ruwe tong

      Aa geeft 25% kans op gladde tong als de koe Aa is. Anders bij AA 100% ruw.

      aa geeft 50% kans op gladde tong als de koe Aa is. Anders bij AA 100% ruw. Dit is de beste!!!

Slide 7 - Slide

18, 19 en 20

18. Rr x Rr geeft altijd RR : Rr : rr als 1 : 2 : 1 (zie gemarkeerd blok!)

19. 67 : 74 = 1 : 1 dus Gg  x gg     Gg = grijs    gg = zwart

20. In de F2 verhouding 5474 : 1850  = 3 : 1

       De ouders van de F2 zijn de F1 dus genotype Aa  x  Aa

       Om in de f1 alleen maar heterozygoten (Aa) te krijgen moeten de  

       genotypen van de ouders AA  x  aa zijn.

Slide 8 - Slide

21, 22 en 23

21. Zie antwoord vraag 15.10. Exact dezelfde vraag.

22. 3 fenotypen nl. wit, bruin en lichtgeel dus intermediair (lichtgeel).

       lichtgeel x lichtgeel ofwel AwAb   x AwAb (schrijf zelf maar eens uit)

       wit : lichtgeel : bruin  als 1  :  2  :  1

23. Ook 3 fenotypen dus intermediar (ovale bladeren)

       P:  AbAs    x   AbAb

     gc: Ab of As     Ab              dus breed  :  smal als 1  :  1

     F1:  AbAb, AbAs

Slide 9 - Slide

Extra opdrachten
Op de volgende slide kun je extra oefenopgaven maken. Deze oefentoets bevat 23 opgaven die snel te beantwoorden zijn. Succes!!!

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link