Metropolis - 20-10 (les 11 en 12- periode 1)

1 / 36
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

-AR werkwoorden 
-ER werkwoorden
-IR werkwoorden
hablar 
comer 
vivir
subir 
beber
trabajar
aprender
estudiar
pensar
tener
ir
estar

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Schrijf de stam van het werkwoord:
comer

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Schrijf de stam van het werkwoord:
aprender

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Schrijf de stam van het werkwoord:
Hablar

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

De "presente" heet in het Nederlands de...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
presente perfecto

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions



Vervoeg het werkwoorden in Presente de Indicativo:

(vivir)María ______ en el quinto piso de este edificio.



A
vivo
B
viven
C
vivimos
D
vive

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Vervoeg het werkwoorden in Presente de Indicativo:

(beber)El niño ______ mucha leche.

A
bebéis
B
beben
C
bebo
D
bebe

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

¿Cuál de estas traducciones es correcta?
Welke vertaling is correct?

Mijn man zingt in de auto.
A
Mi marido cantamos en el coche
B
Mi marido canta en el coche
C
Mi marido canto en el coche
D
Mi marido cantáis en el coche

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor type regelmatige werkwoorden kennen wij in het Spaans?
A
UR-AR-OR
B
AR- ER
C
AR-ER-IR
D
ER-IR

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Yo ____ (leer) todos los días.
A
leo
B
lee
C
leemos
D
leer

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden: geef de juiste werkwoordsvorm en maak de zin compleet.

Mi amigo Paco ____ (viajar) mucho a Francia y allí ____ (comer) mucho chocolate.

A
viaja / come
B
viajo / como
C
viajamos / come
D
viaja / comes

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn regelmatige werkwoorden?
Regelmatige werkwoorden zijn werkwoorden waarvan de stam niet verandert bij het vervoegen.

Slide 17 - Slide

Leg uit wat regelmatige werkwoorden zijn en hoe ze verschillen van onregelmatige werkwoorden.
De infinitief
De infinitief is de onvervoegde vorm van het werkwoord. In het Spaans eindigt de infinitief van regelmatige werkwoorden op -ar, -er of -ir.

Slide 18 - Slide

Laat zien hoe de infinitief eruitziet voor regelmatige werkwoorden en leg uit wat de uitgangen betekenen.
Presente de indicativo
De presente de indicativo is de tegenwoordige tijd in het Spaans. Om regelmatige werkwoorden in deze tijd te vervoegen, vervang je de -ar, -er of -ir uitgang van de infinitief door de juiste uitgang.

Slide 19 - Slide

Laat zien hoe je regelmatige werkwoorden vervoegt in de presente de indicativo en oefen dit met de leerlingen.
Extra uitleg 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Schrijf de stam op van het werkwoord:
Beber

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Schrijf de stam op van het werkwoord:
Trabajar

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Schrijf de stam op van het werkwoord:
Vivir

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Vervoegingen 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan 
Stap 1: Haal de laatste 2 letters van het werkwoord weg. Nu houd je de STAM  over.
Stap 2: Plak achter de STAM de juiste uitgang.
Stap 3: Klaar is kees :)



Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Juan corre todos los días
A
hij
B
ik
C
jij
D
zij

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Yo amo la música
A
ik
B
jij
C
hij
D
u

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Tú cocinas muy bien
A
ik
B
hij
C
jij
D
zij

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Vervoegingen 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Schrijf de juiste vervoeging van het werkwoord in de zin:
Marta (cantar) _______ muy bien

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Roberto (leer) ________ un libro.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Yo (trabajar) _________ en una tienda.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Tú (vivir)___________ en una ciudad muy grande

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Vertaal naar het Spaans:
ik loop naar school

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Heb je nog vragen/ onduidelijkheden?

Slide 36 - Mind map

This item has no instructions