This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Monohybride kruisingen
Slide 2 - Slide
Monohybride kruising =
overerving van 1 bepaalde eigenschap
het gaat om 1 genenpaar
Slide 3 - Slide
Wat wordt in de erfelijkheidstaal bedoeld met "P" en "F2"?
A
P = de dominante genotypen
F2 = nakomelingen van onderlinge kruising van F1
B
P = de dominante genotypen
F2 = nakomelingen van de ouder generatie
C
P = de ouder generatie
F2 = nakomelingen van onderlinge kruising van F1
D
P = de ouder generatie
F2 = nakomelingen van de ouder generatie
Slide 4 - Quiz
Afkorting
Betekenis
P
Ouder generatie
F1
Nakomelingen van P
F2
Nakomelingen van F1
A
Dominant allel
a
Recessief allel
AA
Homozygoot dominant
Aa
Heterozygoot
aa
Homozygoot recessief
Slide 5 - Slide
Bij runderen is het allel voor zwarte haarkleur dominant over het allel voor rode haarkleur. Een zwartharige koe die homozygoot is voor haarkleur, wordt een aantal malen gekruist met een roodharige stier. De dieren uit de F1 planten zich onderling voort.
Stap 1:
Wat is de informatie?
Wat is de kruising van de ouder generatie (P)?
Schrijf met mij mee!
Slide 6 - Slide
Bij runderen is het allel voor zwarte haarkleur dominant over het allel voor rode haarkleur. Een zwartharige koe die homozygoot is voor haarkleur, wordt een aantal malen gekruist met een roodharige stier. De dieren uit de F1 planten zich onderling voort.
Stap 2:
Wat is de kruising van F1?
Maak een kruisingsschema!
Schrijf met mij mee!
Slide 7 - Slide
Bij runderen is het allel voor zwarte haarkleur dominant over het allel voor rode haarkleur. Een zwartharige koe die homozygoot is voor haarkleur, wordt een aantal malen gekruist met een roodharige stier. De dieren uit de F1 planten zich onderling voort.
Stap 3:
Hoe ziet mijn F2 eruit?
Wat zijn de verhoudingen van het genotype en fenotype?
Schrijf met mij mee!
Slide 8 - Slide
Zet de volgende kruisingen in een kruisingsschema en geef de verhoudingen van de nakomelingen van het genotype en het fenotype. (A= zwart, a= wit)
AA x aa
AA x Aa
Aa x Aa
Aa x aa
Genotype
Fenotype
Schrijf met mij mee!
Slide 9 - Slide
Opdracht 6 (vraag 1) Bij katten is het gen voor gevlekte vacht dominant (B) over dat voor ongevlekt (b). Een homozygoot gevlekte kater wordt gekruist met een homozygote ongevlekte poes. Hoeveel procent van de F1 heeft een gevlekte vacht?
A
100%
B
75%
C
50%
D
25%
Slide 10 - Quiz
Bij katten is het gen voor gevlekte vacht dominant (B) over dat voor ongevlekt (b). Een homozygoot gevlekte kater wordt gekruist met een homozygote ongevlekte poes.
Hoeveel procent van de F1 heeft een gevlekte vacht?
Slide 11 - Slide
Opdracht 6 (vraag 2)
Bij de mens is het gen voor krulhaar (R) dominant over dat voor sluik haar (r). In een gezin heeft 1 van de kinderen krulhaar, een ander kind heeft sluikhaar. De moeder heeft sluik haar Wat zijn de genotypen van vader en moeder?
A
RR en rr
B
Rr en rr
C
rr en rr
D
RR en Rr
Slide 12 - Quiz
Bij de mens is het gen voor krulhaar (R) dominant over dat voor sluik haar (r). In een gezin heeft 1 van de kinderen krulhaar, een ander kind heeft sluikhaar. De moeder heeft sluik haar.
Wat zijn de genotypen van vader en moeder?
Slide 13 - Slide
Opdracht 6 (vraag 3) Bij parkieten is het gen voor groene veerkleur (g) recessief t.o.v. gen voor rode veerkleur (G). Uit welke kruising kunnen in de F1 zowel rode als groene parkieten ontstaan?
A
GG x Gg en GG x gg
B
Gg x gg en GG x Gg
C
Gg x gg en Gg x Gg
D
GG x gg en Gg x Gg
Slide 14 - Quiz
Bij parkieten is het gen voor groene veerkleur (g) recessief t.o.v. gen voor rode veerkleur (G).
Uit welke kruising kunnen in de F1 zowel rode als groene parkieten ontstaan?