This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat doen we vandaag?
Vragen grammatica?
Bespreken Hulpboek blz. 98-99, Ergon 8.
Bespreken Hulpboek blz. 34 opdr. 11 en 13.
Slide 1 - Slide
Vragen Grammatica?
Slide 2 - Open question
Geen vragen (meer)?
Maak maar twee rijtjes....
Slide 3 - Slide
Hulpboek blz. 98-99
Ergon 8.
Slide 4 - Slide
Ergon 8
De Grieken dragen wapens: speren en schilden.
Slide 5 - Slide
Ergon 8
De dochter van de vrouw maakt kleding.
Slide 6 - Slide
Ergon 8
De vrouwen kennen de namen van de leiders niet.
Slide 7 - Slide
Ergon 8
De leider brengt de Grieken naar de strijd.
Slide 8 - Slide
Ergon 8
De zoon van de leider blijft dichtbij de vader.
Slide 9 - Slide
Ergon 8
Het land van de Grieken is Griekenland: dus wonen de Grieken verspreid over Griekenland.
Slide 10 - Slide
Ergon 8
De zoon luistert alleen naar zijn moeder, maar niet naar zijn vader.
Slide 11 - Slide
Ergon 8
De lans en het schild zijn de wapens van de godin.
Slide 12 - Slide
Hulpboek blz. 98-99
Ergon 4.
Slide 13 - Slide
Ergon 1
1 ὁ οἶκος 2 θεός
2 ἡ νίκη 1 μάχη
3 τὸ ὕδωρ 3 πρᾶγμα
4 ἡ στρατιά 1 θεά
5 ἡ νύξ 3 παῖς
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Open question
HELDEN
Taalboek blz. 42
Hulpboek blz. 34.
Slide 17 - Slide
Opdracht 11
a Iemand die een bijzondere band heeft met de goden en een bovennatuurlijke kracht bezit.
b Iemand met een goddelijke en een sterfelijke ouder.
c Halfgoden hebben altijd een goddelijke vader of moeder, helden niet.
d Herakles, Theseus en Perseus.
Slide 18 - Slide
Opdracht 13
a Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: Superman of Spiderman (strip & film), Lady Gaga ofPink (muziek), Lionel Messi (voetbal), Rafael Nadal (tennis).
b Eigen verwerking. Bijvoorbeeld: de sporthelden halen veel overwinningen, zijn buitengewoon goed in hun sport; de strip/filmhelden hebben bovenmenselijke kracht of kunnen bijvoorbeeld vliegen; muziekhelden zijn buitengewoon getalenteerd en schrijven/spelen muziek die tijdloos is. Samengevat: zij kunnen dingen die normale mensen niet kunnen.
c De Griekse helden hebben een plek in de Griekse religie en dat is bij ‘moderne’ helden niet zo.
Slide 19 - Slide
Aan het werk.
Leer de vetgedrukte woorden op Taalboek blz. 27, 29, 31, 41 en 43.
Lees Hulpboek blz. 102
Maak hulpboek blz. 103, Ergon 9.
Lees Taalboek blz. 42
Maak Hulpboek blz. 34 opdr. 14 en 15, t/m regel 9.
Dit is ook huiswerk.
Slide 20 - Slide
Opdracht
Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
Benoem ieder woord in de zin.
Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)
Slide 21 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 22 - Open question
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?