Grammatica woordsoorten - Quiz

Grammatica woordsoorten
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten

Slide 1 - Slide



Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Coca Cola drinken bij de computer.
A
zelfstandig naamwoord (znw)
B
voorzetsel (vz)
C
bijvoeglijk naamwoord (bnw)
D
bijwoord (bw)

Slide 2 - Quiz



Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
lidwoord (lw)
B
voorzetsel

Slide 3 - Quiz



Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
zelfstandig naamwoord (znw)
B
bijwoord (bw)

Slide 4 - Quiz



Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar mijn gezellige huis.  
A
zelfstandig werkwoord (zww)
B
zelfstandig naamwoord (znw)
C
bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)
D
voorzetsel (vz)

Slide 5 - Quiz



Tijdens de toets spiekte hij.
A
wel een voorzetsel
B
geen voorzetsel

Slide 6 - Quiz

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (znw) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 7 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
De man at snel zijn broodje op.
A
bijwoord (bw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bnw)

Slide 8 - Quiz

Hoeveel werkwoorden staan er in de zin?
Ik zou na het eten graag willen zwemmen maar het mag niet.

Slide 9 - Open question

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school gingen de leerlingen snel naar huis.

Slide 10 - Open question


'Ik zag twee vliegen vliegen.'
Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Welk onderdeel vind je nog lastig?
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
voorzetsel
werkwoord
bijwoord

Slide 12 - Poll