les 4 Spelling 4-13 meervoudsvormen

4H spelling § 4-13
blz. 278-298
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with text slides.

Items in this lesson

4H spelling § 4-13
blz. 278-298

Slide 1 - Slide

herhaling hoofdletters en leestekens

Slide 2 - Slide

Deze les:
  1. Huiswerk bespreken (vier zinnen)
  2. Theorie meervoudsvormen
  3. Oefeningen uit de methode

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
1. een zin met een bijstelling (en juiste leestekens)

2. een zin met een puntkomma,
3. een zin met daarin directe rede (en juiste leestekens)
4. een zin met aanhalingstekens die ironie aangeven


Slide 4 - Slide

Huiswerk bespreken
  • 1. Een zin met een bijstelling (en juiste leestekens)
  • Een bijstelling staat tussen komma's
  • Bijstelling: bijvoeglijke bepaling met zelfstandig naamwoord, direct gevolgd op een zelfstandig naamwoord, waarop het een verklarende toevoeging is.
  • De heer Lubbers, de toenmalige minister-president, kon zich van dat voorval niets herinneren.
    Lucky Luck, de bekende stripfiguur, schiet sneller dan zijn schaduw.
    Het Heerenlanden, een middelbare school, staat in Leerdam.



Slide 5 - Slide

Huiswerk bespreken
  • 2. een zin met een puntkomma
  • Een puntkomma geeft aan dat zinnen sterk met elkaar samenhangen (tussen een punt en een komma in), of staat in een opsomming (vooral als de delen van de opsomming zinnen zijn).
  • Puntkomma: Je moet zo’n kuur helemaal afmaken; je mag niet zomaar stoppen.
    Dubbele punt: Het advies luidt dan ook: maak de kuur helemaal af.



Slide 6 - Slide

Huiswerk bespreken
  • 2. een zin met een puntkomma
  • Een puntkomma geeft aan dat zinnen sterk met elkaar samenhangen (tussen een punt en een komma in), of staat in een opsomming (vooral als de delen van de opsomming zinnen zijn).
  • Opsomming: Bij het organiseren van een kinderfeestje is het van belang om te weten: hoeveel kinderen er komen; wat een en ander mag kosten; wat de kinderen leuk vinden.



Slide 7 - Slide

Huiswerk bespreken
  • 3. een zin met daarin directe rede (en juiste leestekens)
  • Zet alleen dat wat letterlijk is uitgesproken ,geschreven of gedacht tussen aanhalingstekens. 
  • Dubbel en enkel mag allebei, maar kies één stijl.
    Alleen een combi bij een citaat in een citaat. 
  • 'Het is tijd voor pauze', merkte Joost op.
  • Joost zei: 'Het is tijd voor pauze.'
  • 'Als je het mij vraag,' zei Joost, 'is het tijd voor pauze.'
  • 'Het is tijd voor pauze!' schreeuwde Joost. 'Mijn maag knort.'



Slide 8 - Slide

Huiswerk bespreken
  • 4. een zin met aanhalingstekens die ironie aangeven

  • Wat een interessante ‘feiten’ verkondigt die man.
  • Nou, die les was echt heel 'gezellig'.



Slide 9 - Slide

Hoe maken we meestal meervoud in het Nederlands?


Eén fiets, twee ....

Slide 10 - Slide

Hoe maken we meestal meervoud in het Nederlands?


Eén fiets, twee fietsen

Slide 11 - Slide

Hoe maken we meestal meervoud in het Nederlands?


Eén film, twee ...

Slide 12 - Slide

Hoe maken we meestal meervoud in het Nederlands?


Eén film, twee films

Slide 13 - Slide

Meervoud op -s 
  • Meestal plak je het er gewoon aan vast
  • Eén film, twee films
  • Om uitspraakproblemen te voorkomen, schrijf je soms 's
  • - bij afkortingen hbo's, wc's
  • - bij woorden die eindige op: a, i, o, u, y (ik hou van ys)
  •    taxi's, paraplu's
  •    Let op! Alleen bij uitspraakproblemen: bureaus, cowboys

Slide 14 - Slide

Oefening, schrijf het meervoud
Piano
kolibrie
logé
essay
jury
lama

Slide 15 - Slide

Oefening, schrijf het meervoud
Piano
kolibrie
logé
essay
jury
lama

  1. Piano's
  2. kolibries
  3. logés
  4. essays
  5. jury's
  6. lama's

Slide 16 - Slide

Meervoud met -en
  • Meestal kan je -en aan het woord vast schrijven:
    paarden, wensen, klanten.
  • Let wel op:
  1. klinkerweglating: streep > strepen
  2. medeklinker verandering: bies > biezen
    (maar fotograaf > fotografen)
  3. medeklinker verdubbeling: stok, stokken
    (maar niet bij een onbeklemtoonde -es, -et, -ik, -it.
    kievit > kieviten, stommerik > stommeriken

Slide 17 - Slide

Meervoud met -en (vervolg)
  • woorden op -ie, krijgen soms een -s (families)
  • maar soms ook -en of -n (industrieën, poriën)
    > Wat is daarbij de regel?
  • Klemtoon op -ie > + ën (industrieën)
     Klemtoon niet op -ie > + n trema op de e die er al staat (poriën)

Slide 18 - Slide

Meerdere opties mogelijk
  • Sommige woorden hebben een meervoud op -s en -en
    sponsors > sponsoren
    gemeentes > gemeenten

Let op: als een woord meerdere betekenissen heeft, hebben die soms een onderscheidende meervoudsvorm.
blad > bladeren, bladen                                 
been > beenderen, benen

Slide 19 - Slide

Meerdere opties mogelijk
  • Sommige woorden hebben een meervoud op -s en -en
    sponsors > sponsoren
    gemeentes > gemeenten

Let op: als een woord meerdere betekenissen heeft, hebben die soms een onderscheidende meervoudsvorm.
blad > bladeren, bladen                                 
been > beenderen, benen

Slide 20 - Slide

Een woord dat eindigt op -ee
  • Schrijf de -s eraan vast: dictees, dominees
  • Schrijf bij -en een tram op de laatste e: moskeeën, ideeën 

Slide 21 - Slide

Meervoud met -eren
kind > kinderen
ei > eieren 

Slide 22 - Slide

Woorden uit het Latijn
  • basis > basissen, bases
  • datum > data, datums (wat klopt er niet aan data's?)
  • medium > media (bij tussenpersonen mediums)
  • antibioticum > antibiotica (niet antibioticums!)
  • chemicus > chemici (geen chemicussen)

Slide 23 - Slide

Oefenen
  • Wat is de overeenkomst tussen politie, melk en muziek?
  • En wat is de overeenkomst tussen financiën, hersenen en onkosten?


  • Maak opdracht 1, 2 en 4 blz. 284 (planning 6)                                                                                                  
    (Denk goed na over opdracht 1)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link