Tekstverbanden en signaalwoorden
In een tekst staan zinnen en alinea's niet zomaar achter elkaar. Vaak hebben ze een relatie met elkaar. Zo'n relatie noem je een tekstverband. Deze verbanden herken je aan signaalwoorden. Signaalwoorden geven je een seintje: let op, er is een verband in de tekst!
Tijd: De volgorde waarin dingen gebeuren in de tekst.
Signaalwoorden: voordat, nadat, eerst, vervolgens, daarna, toen tenslotte.
Opsomming: Verschillende dingen die bij elkaar horen en achter elkaar worden genoemd.
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, en, of, verder, ook, bovendien, daarnaast.
Tegenstelling: er wordt iets gezegd en daarna het tegenovergestelde gezegd. Signaalwoorden: maar, toch, daarentegen, echter, hoewel, integendeel, aan de ene kant, aan de andere kant, enerzijds, anderzijds.