Taalverzorging H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 2

Taalverzorging H4

Huiswerkcontrole

Wil je (1) mij/mijn vertellen hoe (2) jou/jouw vakantie was?

1. 1 = mij 2 = jou
2. 1 = mij 2 = jouw
3. 1 = mijn 2 = jou
4. 1= mijn 2= jouw

Me / Mijn shirt heeft dezelfde kleur als dat van (2) jou / jouw.

1. me/jau
2. mijn/jou
3. mijn/jouwnes
4. mij/jouw

Ik heb jou/jouw tas niet gezien

1. jou
2. jouw

Ik denk dat [jou|jouw] vriendje niet geschikt is als automonteur.

1. jou
2. jouw
3. je

jou of jouw? Ik bel jou / jouw morgen even, goed?

1. jou
2. jouw

Vul in jou of jouw.

Gelukkig kan ik altijd op .... rekenen.

1. jou
2. jouw

jou of jouw?
Is die pen van .... of van hem?

1. jou
2. jouw

Kies het juiste verwijswoord.

Gisteren heeft Aida jou | jouw broer gezien op het station.

1. jou
2. jouw

jou

jouw

jij

Dit etui is van ..

Hoe gaat het met ..?

Is dat .... vriend?

Dit is ... tas.

Hij is sportiever dan ....

Ik was sterker dan ....

Het verkleinwoord van aap is:

Het verkleinwoord van stem is:

Het verkleinwoord van cafe is:

Het verkleinwoord van koning is:

Vul het juiste woord in de vt in:
Vorige week ............. (koken) ik groente.

Vul het juiste woord in de vt in:
Wij ............... (reizen) per trein.

Vul het juiste woord in de vt in:
Mark ............... (vluchten) weg.

Vul het juiste voltooid deelwoord in:
U heeft een briefje ..........(schrijven)

Vul het juiste voltooid deelwoord in:
De meisjes hebben ................... (voetballen)