Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie

Beeldspraak
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beeldspraak

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?

Slide 2 - Open question

Welke drie vormen van beeldspraak heb je geleerd?

Slide 3 - Open question

Kies zometeen uit de volgende vormen van beeldspraak:


vergelijking - metafoor - personificatie

Slide 4 - Slide

Hij is zo rijk als Dagobert Duck.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 5 - Quiz

De wind floot om het huis.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 6 - Quiz

Met lood in zijn schoenen begon hij aan de wedstrijd.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 7 - Quiz

Het paard achter de wagen spannen.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 8 - Quiz

Hij toverde een lach op haar gezicht.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 9 - Quiz

Het gevaar loert op elke straathoek.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 10 - Quiz

Hij is zo trots als een pauw!
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 11 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak vind je lastig te herkennen?
Vergelijking
Metafoor
Personificatie

Slide 12 - Poll

Wat vind je nog lastig? Wat zou jou kunnen helpen?

Slide 13 - Open question