H3.4 woordformules

Wat gaan we doen?
Huiswerk controle
3.4. (Rekenen met) Woordformules
Weektaak


1 / 13
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
Huiswerk controle
3.4. (Rekenen met) Woordformules
Weektaak


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Voorbeeld:
Hoeveel moet ik betalen wanneer ik ga karten? 
Per ronde betaal ik € 3,50.  
Woordformule is dan: Kosten = 3,50 * aantal rondes

Slide 3 - Slide

Aanpak oplossen woordformules

Slide 4 - Slide

=                         x
Ik ga overnachten in een hotel en per nacht  betaal ik 36 euro. 
Maak van onderstaande woorden en getallen een woordformule

Aantal nachten
36
Prijs in euro's
Hotel
12

Slide 5 - Drag question

=                         x
Ik ga overnachten in een hotel en per nacht  betaal ik 36 euro. 
Hoe bereken ik dan hoeveel ik betaal als ik 5 nachten blijf?

Aantal nachten
36
Prijs in euro's
Hotel
12
5

Slide 6 - Drag question

Hoeveel betaal ik als ik 5 nachten blijf?
Prijs in euro's = 36 x aantal nachten
Vul alleen het eindantwoord in.

Slide 7 - Open question

Voorbeeld 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Inge verkoopt limonade. Voor elk glas vraagt ze 0,50 cent. Welke formule is woorden hoort hierbij?
A
Aantal glazen keer 0,50 is het geld dat ze verdient
B
Aantal glazen + 0,50 = geld dat ze verdient
C
Aantal glazen x 0,50 = geld dat ze verdient
D
aantal glazen plus 50 cent is het geld dat ze verdient

Slide 10 - Quiz

Welke is wel een (woord)formule?
A
Aantal liter=5×3+2
B
Bedrag=12×glazen+3
C
4=5×tijd+3
D
15=3×4+3

Slide 11 - Quiz

Ik kan rekenen met woordformules!
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Weektaak
Maak alle opgaven van § 3.4

Volgende les: Geodriehoek, Passer, Potlood enz meenemen!!

Slide 13 - Slide