Hoofdstuk 3 Nieuw Nederlands grammatica BK/KGT

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo, mavo
• Leerjaar 1

Korte klank BK

Woorden met een korte klank, houden die korte klank als je ze langer maakt. --> zelfde medeklinker toevoegen

rem -->     e= korte klank, dus remmen

zit -->         i= korte klank, dus zitten

bus -->      u= korte klank, dus bussen

Lange klank BK

Woorden met een lange klank, houden die lange klank als je ze langer maakt. --> klinker weghalen.

school -->       o= lange klank, dus scholen

raam -->           a= lange klank, dus ramen 

muur -->           u= lange klank, dus muren

Wat is een korte klank?

1. Maan
2. Oor
3. Pop
4. Gaap

Klik het woord aan met een lange klank.

1. bord
2. buurt
3. kop
4. klap

Klik het woord aan met een lange klank.

1. kok
2. meer
3. mol
4. muts

Welke woorden hebben alléén korte klanken?

1. bot, mond
2. knop, hoor
3. koor, gok
4. vos, spoor

Welk woord heeft een korte klank?

1. school
2. oor
3. pop
4. boos

Wat zijn allemaal lange klanken?

1. mees, vraag, wordt
2. gaar, mos, Luuk
3. want, moord, blaar
4. muur, roos, laars

Korte klanken:
A: wordt (let op: er staat niet 'woord')
B: mis
C: want

Heeft het woord 'tennis' een lange of korte klank?

1. Lange klank
2. Korte klank

Stam werkwoord BK

- hele werkwoord  -en 
- De ik-vorm

voorbeeld:

wonen

stam: ik woon

Wat is de stam van fietsen?

Wat is de stam van dragen

Splitbaar werkwoord KGT

Werkwoorden die je kunt splitsen. 

Bijvoorbeeld: 
- Uitslapen
Ik slaap altijd uit
- Innemen
Ik neem de medicijnen in

Splitbare werkwoorden