Herhaling zinsdelen deel 1

Welke zinsdelen heb
je geleerd?
1 / 14
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke zinsdelen heb
je geleerd?

Slide 1 - Mind map

Het programma 
- het lesdoel 
- herhaling zinsdelen
- Klassikaal oefenen 
- terugkoppeling lesdoel 

Slide 2 - Slide

Het lesdoel 
Aan het einde van de les kan ik het onderwerp, de persoonsvorm en het lijdend voorwerp herkennen in een zin. 

Slide 3 - Slide

Wat is het onderwerp in de zin?
Imran zeikt altijd veel over het huiswerk.
A
Imran
B
zeikt
C
altijd
D
het huiswerk

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Imran zeikt altijd veel over het huiswerk.
A
Imran
B
zeikt
C
altijd
D
het huiswerk

Slide 5 - Quiz

Onderwerp + persoonsvorm
onderwerp = Wie? 
persoonsvorm = werkwoord 

Drie manieren om de persoonsvorm te vinden: 
1. vragend maken
2. andere tijd (tegenwoordige tijd / verleden tijd)
3. getal veranderen (meervoud / enkelvoud)

Slide 6 - Slide

Noteer in je schrift wat het onderwerp + de persoonsvorm is (5 minuten)
1. Amr en Safouan hebben gisteren een hoog cijfer gehaald voor Nederlands. 
2. Aicha vindt het leuk om spellen te spelen. 
3. Gisteren heeft klas K2C een nieuw juf Nederlands gekregen. 
4. Wie heeft een potlood bij zich voor Amina? 
5. Ik heb Sunay gisteren gezien met zijn vriendin. 

Slide 7 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik heb een appel gegeten.
A
ik
B
heb
C
een appel
D
gegeten

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Ik heb een appel gegeten.
A
ik
B
heb
C
een appel
D
gegeten

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Ik heb een appel gegeten.
A
ik
B
heb
C
een appel
D
gegeten

Slide 10 - Quiz

Lijdend voorwerp 
Wie/wat + pv + ondw = 
Wat eet ik = appel 
appel = lijdend voorwerp 

het ondergaat een handeling --> appel wordt opgegeten 

Slide 11 - Slide

Noteer in je schrift wat het lijdend voorwerp is (5 minuten)
1. Inaya krijgt een groot cadeau voor haar verjaardag. 
2. Rayane heeft een klap gekregen van juf Meryem. 
3. Oumaya eet elke dag een broodje kebab. 
4. Sebo krijgt een waarschuwing van de juf, terwijl Ömer tegen hem praat. 
5. Amr geeft aan Safouan een kus. 

Slide 12 - Slide

Is het lesdoel behaald? 
Aan het einde van de les kan ik het onderwerp, de persoonsvorm en het lijdend voorwerp herkennen in een zin. 

Slide 13 - Slide

Noteer in je schrift wat het onderwerp, de persoonsvorm en het lijdend voorwerp is (5 minuten).
1. Mijn moeder heeft gisteren op de markt appels gekocht. 

2. De nieuwe buurman heeft een boek gelezen over middelbare scholen. 

3. Zijn broertje maakte een huis in de tuin van zijn moeder. 

Slide 14 - Slide