What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Dinsdag 14 mei
Dinsdag 14 mei 2024
08.30 - 09.20 uur inloop
lezen
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur Rekenen
blok 5.1 les 3 - oef. 7
blok 5.1 les 4 - oef. 1/2/3/4/5 blz. 94
12.40 - 13.30 uur Grammatica
"er'
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
jeugdjournaal
10.30 - 11.20 uur
woordenschat thema social media
11.20 - 12.10 uur Disk
Zelfstandig werken
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
NT2
ISK
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Dinsdag 14 mei 2024
08.30 - 09.20 uur inloop
lezen
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur Rekenen
blok 5.1 les 3 - oef. 7
blok 5.1 les 4 - oef. 1/2/3/4/5 blz. 94
12.40 - 13.30 uur Grammatica
"er'
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
jeugdjournaal
10.30 - 11.20 uur
woordenschat thema social media
11.20 - 12.10 uur Disk
Zelfstandig werken
Slide 1 - Slide
rekenen
Slide 2 - Slide
Zelf maken
Je maakt:
Opdrachten 1, 2, 3, 4, 5
Laat je antwoorden checken;
Tijd over? Dan maak je opdrachten 6
Nog meer tijd over? Maak de blauwe opdrachten.
Slide 3 - Slide
Pauze
timer
20:00
Slide 4 - Slide
Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Social Media
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 5 - Slide
besteden
uitgeven, gebruiken
hij besteedde, hij heeft besteed
geld of spullen
Zin
: Hij heeft veel geld om te
besteden
, hij heeft wel 100 euro.
Zin
: Er zijn een hoop mensen die niet veel te
besteden
hebben.
Slide 6 - Slide
inleveren
terugbrengen
scheidbaar werkwoord
geven aan degene bij wie het hoort
leverde in, heeft ingeleverd
Zin
: Bij de supermarkt kun je de lege cola flessen
inleveren.
Zin: Lever
je jouw toets bij mij
in
, vroeg de docent aan de leerling?
Zin
: Als u klaar bent, kunt u het formulier bij de ingang i
nleveren
.
Slide 7 - Slide
ophalen
naar een plaats gaan om iets of iemand mee te nemen
[iemand haalt iemand of iets op]
geld verzamelen [iemand haalt geld op]
Zin
: Er is tijdens de tv-actie twee miljoen euro
opgehaald
.
Zin
: Om 16.00 uur kunt u uw horloge weer
ophalen
.
Slide 8 - Slide
repareren
iets wat kapot is, weer heel maken
repareerde, heeft gerepareerd; afleiding: de reparatie
synoniem: herstellen
Zin
: De fietsenmaker
repareerde
de handrem van Abraham zijn fiets.
Zin
: De man van ICT heeft mevrouw Marieke haar laptop
gerepareerd
.
Slide 9 - Slide
twijfelen
niet weten wat je moet doen of kiezen
twijfelde, heeft getwijfeld
twijfelen aan ..........
Zin
: Ik
twijfel
of ik mee zal gaan, ik ben er nog niet uit.
Zin
: De automobilist
twijfelde
of hij de fietser in kon halen, deze reed namelijk midden op de weg.
Slide 10 - Slide
Maak een zin met:
repareren
Slide 11 - Open question
In welke zin wordt het woord
twijfelen goed gebruikt.
A
Ik weet precies wat ik moet doen.
B
Zij weten welke kant ze uit moeten.
C
Zal ik links of rechts gaan?
D
Ik ga rechtdoor.
Slide 12 - Quiz
Op welke foto zie je ophalen?
A
B
C
D
Slide 13 - Quiz
In welke zin wordt het woord
besteden
goed gebruikt?
A
Ik geef geen geld uit, ik besteed alles.
B
Ik besteedt elke dag 2 euro aan snoep.
C
Je moet goed nadenken hoeveel je van je geld wilt gebruiken.
D
Hij besteden geen geld, hij spaart.
Slide 14 - Quiz
Maak een zin met het woord:
inleveren
Slide 15 - Open question
Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!
Slide 16 - Slide
Ik ............. elke week lege flessen ...... bij de supermarkt.
Slide 17 - Open question
Hij ............... nog steeds over welke opleiding hij wil gaan volgen.
Slide 18 - Open question
Sommige leerlingen hier op school, ................ elke dag hun geld aan patat.
Slide 19 - Open question
Wil jij proberen om mijn auto te ......................... , hij wil niet starten.
Slide 20 - Open question
Wie ............ morgen jouw broertjes en zusjes ....... van school?
Slide 21 - Open question
Zinnen maken
Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: besteden, twijfelen, repareren, ophalen en inleveren.
Slide 22 - Slide
Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema social media.
Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!
Slide 23 - Slide
Pauze
timer
30:00
Slide 24 - Slide
Grammatica
je weet wanneer het woord 'er' in de zin gebruikt wordt;
je kan het woord 'er' goed gebruiken in de zin.
Slide 25 - Slide
Wanneer gebruik je het woord 'er'?
Als vervanging van een plaats
Ik woon
in Nederland.
Ik woon
er
pas 3 maanden.
Mijn auto staat
op straat.
Hij staat
er
bijna altijd.
Slide 26 - Slide
Wanneer gebruik je het woord 'er'?
Samen met een voegwoord (op, in, uit, naar, van.....)
Kijk jij naar
het journaal
? Ja, ik kijk
er
elke avond
naar
.
Ik kreeg vandaag
jouw brief.
Ik antwoord
er
morgen
op
.
Hij geeft zijn vrouw
bloemen
. Ze bedankt hem
er
hartelijk
voor
.
Slide 27 - Slide
Wanneer gebruik je het woord 'er'?
Als hoeveelheid
Hoeveel
woorden
ken je al? Ik ken
er
nu duizend.
Hebt u
kinderen
? Ja, ik heb
er
vier.
Hoeveel
fouten
heb jij gemaakt? Ik heb
er
4 gemaakt.
Slide 28 - Slide
Oefenen
Waar in de zin moet het woordje 'er' geschreven worden? Schrijf de zin nog een keer goed op.
Slide 29 - Slide
Ik heb last van dat je niet luistert.
Slide 30 - Open question
Kom je ook bij staan?
Slide 31 - Open question
Ik heb echt geen tijd voor.
Slide 32 - Open question
Hoeveel heb jij goed?
Slide 33 - Open question
Opdracht
We maken de opdrachten op papier en bespreken de antwoorden.
Slide 34 - Slide
Antwoorden Klare taal blz. 145
Oefening 1
Ik was
er
al eerder geweest.
Ja ik heb
er
drie.
Wat is
er
gebeurd?
Hoeveel mensen komen er?
Er
is telefoon voor je!
Wat zie je
er
netjes uit!
Ik kan
er
goed mee schrijven.
Ja, ik heb
er
weleens van gehoord.
Slide 35 - Slide
Antwoorden klare taal blz. 145
Oefening 2
Hij heeft een gat in zijn sok, zijn tenen steken
eruit
.
Wat een brand! Ik stond
erbij
en ik keek
ernaar
.
Kijk een, ik heb een pakketje voor je! Weet je wat
erin
zit?
Geen wonder dat je die brief niet kan vinden, je zit
erop
!
Deze radio is kapot. Wat zal ik
ermee
doen?
Denk
eraan
dat je je boek meeneemt!
Ik ben het
ermee
eens dat het een goed voorstel is.
Woon jij naast de supermarkt? Ja, ik woon
ernaast
.
Eerst moet je de theorie goed lezen, de oefeningen komen
erna
.
Ik heb 25 knikkers, ik win tien knikkers, hoeveel heb ik
er
dan?
Slide 36 - Slide
Oefeningen Klare Taal blz. 145
Oefening 3
Er is
niet genoeg melk meer en
er zijn
ook te weinig aardappels om puree van te maken.
En
zijn er
nog koekjes en snoepjes? Ja,
er is
nog genoeg van alles.
Er is
iemand aan de deur. Oh,
er zijn
vandaag al zo veel mensen geweest.
Er was
gisteren een feestje bij de buren.
Er waren
wel vijftig mensen!
Slide 37 - Slide
Oefeningen Klare Taal blz. 145
Oefening 4
Heb je gezien dat
er een nieuwe docent is?
Heb je gehoord dat er voor je is opgebeld?
Heb je gemerkt dat
er iemand is binnengekomen?
Weet jij of
er morgen les is?
Kunt u mij zeggen of
er een bushalte bij het station is?
Kijk even of
er genoeg suiker is.
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
More lessons like this
Dinsdag 4 april 2023
March 2023
- Lesson with
25 slides
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Disk Thema 16
March 2021
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Staal 8 blok 5 week 3 les 2
January 2024
- Lesson with
23 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Deel 2 - Wie is dat?
October 2024
- Lesson with
32 slides
Okan
Secundair onderwijs
Talent 5 - Thema 2, les 15
October 2023
- Lesson with
20 slides
Taal
Lager onderwijs
spelling
November 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 1 voornemens + de jongen
January 2022
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Werkwoorden: woordsoorten, zinsdelen en spelling
November 2020
- Lesson with
29 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1