Disk Thema 16

De achterkant betekent ...
A
De voorkant
B
Als je het omdraait
1 / 24
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De achterkant betekent ...
A
De voorkant
B
Als je het omdraait

Slide 1 - Quiz

Alsof betekent ...
A
Iets is niet zo
B
Iets is zo

Slide 2 - Quiz

Bereikbaar betekent ...
A
Je kunt met iemand contact maken
B
Je kunt geen contact met iemand maken

Slide 3 - Quiz

Beschadigd betekent ...
A
Iets werkt, maar is (een beetje) kapot
B
Iets werkt niet meer en is kapot

Slide 4 - Quiz

Besteden betekent ...
A
Bewaren
B
Uitgeven

Slide 5 - Quiz

Chatten betekent ...
A
Iemand bellen
B
Iemand berichtjes sturen

Slide 6 - Quiz

Compleet betekent ...
A
Dat het niet helemaal klopt.
B
Dat iets volledig is

Slide 7 - Quiz

Constant betekent ...
A
De hele tijd
B
Het stopt

Slide 8 - Quiz

Het ding is ...
A
Een mens of dier
B
Geen mens of dier

Slide 9 - Quiz

Eventueel betekent ...
A
Misschien
B
Nooit

Slide 10 - Quiz

Geen betekent ...
A
Niet
B
Wel

Slide 11 - Quiz

Generatie betekent ...
A
Mensen van alle leeftijden
B
Mensen van dezelfde leeftijd

Slide 12 - Quiz

Repareren betekent ...
A
Iets kapot maken
B
Iets weer goed maken

Slide 13 - Quiz

Raken betekent ...
A
Dat iets ergens tegenaan komt
B
Dat je iets weg houdt

Slide 14 - Quiz

Politie = ...
A
Een groep mensen die een vuurtje blust.
B
Mensen die zorgen dat iedereen zich aan de regels houdt.

Slide 15 - Quiz

Ophalen betekent ...
A
Naar een plaats gaan op iemand mee te nemen
B
Naar een plaats gaan om af te spreken

Slide 16 - Quiz

Reageren betekent ...
A
Iets zeggen of doen
B
Stil zitten en je mond houden

Slide 17 - Quiz

De regel betekent ...
A
Je mag doen wat je wil
B
Iets waar je je aan moet houden

Slide 18 - Quiz

Twijfelen betekent ...
A
Je weet niet zeker of je het gaat doen.
B
Je weet zeker dat je het gaat doen.

Slide 19 - Quiz

Verboden betekent ...
A
Dat je mag doen wat je wil.
B
Dat je iets niet mag doen.

Slide 20 - Quiz

Maak een zin met het woord ... politie

Slide 21 - Open question

Maak een zin met het woord ... twijfelen

Slide 22 - Open question

Maak een zin met het woord ... ophalen

Slide 23 - Open question

Maak een zin met het woord ... de regel

Slide 24 - Open question