Over taal, les 10, achter- en voorvoegsels, opvul- en stopwoorden

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat zijn eigenlijk voor-en achtervoegsels?

Slide 4 - Open question

Voor- en achtervoegsels
Onmogelijk 
Fantasierijk 
Beweegbaar

Voor- en achtervoegsels helpen je om achter de betekenis van een woord te komen. 
Ze hebben een vaste betekenis. 
On = niet (niet mogelijk)
Rijk = met veel (met veel fantasie)
Het kan bewegen

Slide 5 - Slide

Opvulwoorden
Door het gebruik van de opvulwoorden verander je de gevoelswaarde van de zin.
Bijvoorbeeld:
Wat ben jij nou weer aan het doen?!
Wat ben jij aan het doen?!

Slide 6 - Slide

Opvulwoorden
het Nederlands kent veel korte woordjes zonder speciale betekenis die we veel gebruiken, maar ook zouden kunnen weglaten. 
Voorbeeld: 
  • Blijf jij nog maar een even lekker zitten.
  • Ik heb als het ware best wel een beetje uitstraling

Slide 7 - Slide

Welk effect hebben de opvulwoorden op deze zin?

Ik ben eigenlijk nog niet zo moe.
A
Versterkend
B
verzachtend
C
wollig (= onduidelijk)
D
storend

Slide 8 - Quiz

Noem eens wat irritante stopwoordjes

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide