Thema 4 Werken Hoofdstuk 2 Luisteren

Inhoud/doel:
- 15 min. instructie/30 min. werken/5 min. huiswerk

Kritisch luisteren:
- Je kan een standpunt herkennen
- Je kan een argument herkennen en beoordelen


1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Inhoud/doel:
- 15 min. instructie/30 min. werken/5 min. huiswerk

Kritisch luisteren:
- Je kan een standpunt herkennen
- Je kan een argument herkennen en beoordelen


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Standpunten
  • prikkelende, stellige uitspraak
  • roept reacties op, je kunt erover discussiëren
  • er wordt vaak een wenselijke situatie in  aangegeven

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Th. 1: Wanneer staan standpunt/argument centraal?
- Mondeling betoog: In een mondeling betoog is er één spreker die zijn standpunt geeft en dat onderbouwt met argumenten.
-Interview: In sommige interviews staat een standpunt centraal. -> d.m.v vragen achterhalen
-Discussie: Twee/meerdere deelnemers met verschillende standpunten. Een neutrale gespreksleider geeft de deelnemers de kans om hun standpunt en argumenten te geven.




Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Th.2: argumenten herkennen/beoordelen

Weet je het standpunt? ->
Met welke argumenten onderbouwt hij?
Goed luisteren om te herkennen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Interview
- Lastig: interactie ->
deelnemers reageren ook op argumenten ander
Verbaal: argumenten ander ontkrachten
Non-verbaal: wenkbrauwen optrekken, knikken of hoofdschudden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Standpunt, mening, argument, feit
  1. Een standpunt is iets wat jij vindt, gebaseerd op een persoonlijke mening (subjectief).
  2. Een argument gebruik je bij de onderbouwing van jouw standpunt en is de reden waaróm jij iets vindt.
  3. Een sterk argument is vaak gebaseerd op objectieve feiten, waarmee je kunt aantonen dat je geen onzin praat.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Objectief:
zonder oordeel,  een meetbare en controleerbare waarneming 

Feit: 
objectieve en controleerbare informatie, het ís zo

Subjectief:
een persoonlijke interpretatie  van, of jouw oordeel over een waarneming

Mening / standpunt:
een oordeel over iets/iemand, verschilt per persoon

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Moeten basisscholen wel of niet meer muzieklessen geven?
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 8 - Quiz

Geen standpunt, want het is een vraag. Als dit in een tekst staat, dan vertelt de schrijver niet zijn mening, maar stelt een vraag. (Tenzij hij/zij in de tekst zelf zijn/haar antwoord op deze vraag geeft, door te zeggen dat er bv. wél meer muzieklessen moeten komen).
Hoe maak je hier een standpunt van: Basisscholen moeten meer muzieklessen geven.
Steeds meer kinderen hebben tegenwoordig overgewicht.
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 9 - Quiz

Geen standpunt, maar een feit. Hierover valt niet te discussiëren, het is gewoon zo. Er wordt geen toekomstige wenselijke situatie beschreven.
De belasting op sigaretten moet nog verder omhoog.
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 10 - Quiz

Wel een standpunt: er wordt een voorstel voor een toekomstige wenselijke situatie gegeven (de belasting MOET volgens de schrijver omhoog)
Slimme kinderen moeten een aparte school krijgen.
A
Standpunt
B
Geen standpunt

Slide 11 - Quiz

Wel een standpunt: er wordt een voorstel voor een toekomstige wenselijke situatie gegeven (ze MOETEN volgens de schrijver een aparte school krijgen, deze is er dus nog niet)
Feit, mening, of argument?
Het Drenthe College staat in Assen
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 12 - Quiz

Persoonlijk argument 
Feit, mening, of argument?
Je kunt beter stoppen met roken omdat uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk
Thema 4 Hoofdstuk 2
Theorie 1/2
opdrachten: 1, 3 en 5

Slide 14 - Slide

This item has no instructions