Les 5.7.2 Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Nederlands

Klas 1 KGT - 5.7.2 Grammatica

Vandaag in deze les:

Stillezen

Lesafspraken

Terugblik

Lesdoel

Huiswerk bespreken

Instructie

Aan de slag

Stillezen

Pak je leesboek, stripboek, etc.

Lesafspraken:

• Je hebt respect voor elkaar en je omgeving
• Je hebt de spullen op orde en huiswerk gemaakt
• Je hebt de aandacht bij de les en bent stil wanneer nodig
• Bij samenwerken werk je zachtjes
• Wil je iets vragen of zeggen, steek dan je hand op
• Tassen op de grond, petten/mutsen/jassen/telefoon in kluisje
• Geen eten/drinken/kauwgom

Terugblik

• Hoofdstuk 1 t/m 4 afgerond
  
• Toets 4 is afgerond
• Paragraaf 5.3 - 5.5

Grammatica:

Lesdoel: In deze paragraaf leer je;

• de woordsoorten persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord benoemen.
• het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord goed gebruiken.

Huiswerk bespreken

• We kijken een aantal opdrachten na m.b.v. de online methode.

Instructie

• We kijken nog even naar een uitlegfilmpje over het psv

Aantekening

Bezittelijk voornaamwoord BZV (154) Filmpje

Met voornaamwoorden kun je zeggen van wie iets is

Een bzv staat voor het zelfstandig naamwoord.

Een bzv staat nooit alleen, je gebruikt het samen met een zn. Tussen een bzv en zn kunnen nog andere woorden staan.

Gebruik het schema op blz. 154.

Aantekening

Me of mijn? Jou of jouw? u of uw?

Sommige voornaamwoorden lijken op elkaar, maar je kunt ze niet door elkaar gebruiken.

PSV: me - jou - u

BZV: mijn - jouw - uw

Aantekening

• Ze/zij of hun?
• Hun is wel een voornaamwoord, maar nooit het onderwerp van een zin.
• Zij hebben hun huis verkocht.

Aan de slag:

• Maken op de laptop:
• opdr. 11 (156) - 15 (158) - 18 (159) - 20 (160)

Deze opdrachten zijn het huiswerk voor de volgende les.

Bedankt voor jullie aandacht

Huiswerk bespreken

• 5a) e.a.
• 5b) met mate - crème - regelmatig - uiteindelijk

Huiswerk bespreken:

• 1 patiënt = zieke
• 2 voorschrift = recept
• 3 langdurig = chronisch
• 4 naam geven aan een ziekte = diagnose
• 5 ontsteking = infectie
• 6 verdoving = narcose