3.1 en 3.2 Domein Verhoudingen herkennen en vergelijken les 1

Welkom!


Verhoudingen herkennen en gebruiken
Domein 3
1 / 31
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!


Verhoudingen herkennen en gebruiken
Domein 3

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • Je leert verhoudingen herkennen.

  • Je herkent verhoudingen die gelijk zijn aan elkaar.

  • Je leert rekenen met verhoudingen.

  • Je leert rekenen met verhoudingstabellen.

Slide 2 - Slide

Wat zijn de leerdoelen?
  • Je herkent verhoudingen 
  • Je herkent verhoudingen die gelijk zijn aan elkaar. 
  • Je kunt verhoudingentaal omzetten in rekentaal en andersom.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Welke verhouding hoort bij de afbeelding?
A
1 rode vierkantjes :3 witte vierkantjes
B
2 rode vierkantjes : 3 witte vierkantjes
C
2 rode vierkantjes :5 witte vierkantjes

Slide 5 - Quiz

Wat is de verhouding
appel : banaan
A
2:3
B
2:5
C
3:2

Slide 6 - Quiz

De verhouding van het aantal blauwe mappen met het aantal zwarte mappen is:
2 blauwe mappen : 4 zwart mappen.
Wat is de kleinste verhouding?
A
1 blauwe map staat tot 2 zwarte mappen
B
1 blauwe map staat tot 3 zwarte mappen
C
kan niet kleiner

Slide 7 - Quiz

Geef de verhouding tussen de grijze vierkantjes en de groende vierkantjes. Sleep de verhouding naar het plaatje
3:5
4:5
1:5

Slide 8 - Drag question

Bonbons
Evert koopt deze doos bonbons. 
Wat is de kleinste verhouding 
verpakte bonbonnetjes: onverpakte bonbonnetje

Slide 9 - Slide

Even terug naar vroeger.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Gelijke verhoudingen
Verhoudingen worden altijd zo klein mogelijk gemaakt. Om ze vervolgens in het dagelijks leven te kunnen gebruiken, moet je ze kunnen vergroten. In een verhouding geldt: Wat je boven doet, doe je onder ook. De verhouding blijft dan gelijk, maar de getallen zijn anders.  

Slide 14 - Slide

Voorbeeld 

De verhouding waarmee je bent begonnen (de kleinste verhouding)is altijd terug te vinden in de verhoudingen die gelijk zijn aan deze verhouding door beide getallen te delen door hetzelfde getal. 


  3 : 5
  6 : 10
  9 : 15
30 : 50 

1 : 3
2 : 6
3 : 9
4 : 12
5 : 15

Slide 15 - Slide

Opgave 2 
Verbind de gelijke verhoudingen met elkaar. 
6 : 48
9 : 21
3 : 12
1 : 4 
1 : 8
3 : 7 

Slide 16 - Drag question

Noteren van verhoudingen
Als je de verhouding 1 : 7 hebt, dan betekent dat bijvoorbeeld dat je 1 deel siroop en 7 delen water in een glas schenkt om limonade te maken.
In dat glas zitten dan 8 delen in totaal. 


Slide 17 - Slide

Opdracht  
Roland mengt de kleur oranje volgens de verhouding op de kaart. 

Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

**Denk hierbij aan de volgorde waarin dit wordt gevraagd.

Slide 18 - Slide

Opdracht  
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

400 : 250
  40 : 25
        ?

**Denk hierbij aan de volgorde waarin dit wordt gevraagd.

Slide 19 - Slide

**Denk hierbij aan de volgorde waarin dit wordt gevraagd.
Wat is de kleinste verhouding
Rode verf : Gele verf?

Slide 20 - Mind map

Opdracht 
Wat is de kleinste verhouding Rode verf : Gele verf ?

400 : 250
40 : 25
8 : 5 
: 10
: 10
: 5
: 5

Slide 21 - Slide

Opdracht 
Roland mengt de kleur oranje volgens de verhouding op de kaart. 

Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 
*1l = 1000 ml

Slide 22 - Slide

Opdracht 
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Je hebt van de rode verf 2L = 2000ml
       (rood) 400 : 250 (geel)

ml rood
ml geel
400
250
*1l = 1000 ml
2000

Slide 23 - Slide

Opdracht 
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

  •    400 : 250
  •    200 : 125
  • 2000 : 1250



ml rood
ml geel
400
250
2000
1250
125
200

Slide 24 - Slide

Opdracht 
Hij heeft 2L rode verf. Hoeveel ml gele verf moet hij erbij doen om oranje te krijgen? 

Je start met het omrekenen van de rode verf -> 2l = 2000 ml
400 : 250
4000 : 2500
2000 : 1250

Slide 25 - Slide

Voor het einde van de les
Maak opdracht 12 en 13

Slide 26 - Slide

Opdracht  
Brian gaat een vloer van 24 m2 egaliseren.

Hoeveel zakken vloervlak Egalisatie heeft hij nodig?


 
*egaliseren = gelijk maken van bijvoorbeeld een vloer
zakken
m2
1
3
24
?

Slide 27 - Slide

Opdracht 
Hoeveel zakken  Egalisatie heb je nodig voor een vloer van 24 m2 ?

  • 1 zak         =   3 m2 
  • 8 zakken = 24 m2 

zakken
m2
1
3
24
?
x8

Slide 28 - Slide

Opdracht  
Louis gebruikt 90 kg Vloervlak Egalisatie.
Hoeveel zakken heeft hij moeten kopen voor 90 kg?
zakken
kg
1
20
?
90
?
In 1 zak zit 20 kg en dat is genoeg voor 3m2

Slide 29 - Slide

Opdracht 
Louis gebruikt 90 kg

  • 1 zak is 20 kg  
  • 5 zakken is 100 kg
  • 4,5 zakken zou 90 kg zijn.
    Je kan alleen geen halve zakken kopen. 

Slide 30 - Slide

Maak voor de volgende les

3.1 Verhoudingen herkennen

3.2 Rekenen met verhoudingen

Slide 31 - Slide